Hermanns vindt het verontrustend dat een op de zeven Nederlandse kinderen gespecialiseerde zorg krijgt. Veertien procent van alle kinderen volgt speciaal onderwijs, krijgt begeleiding van jeugdzorg of de ggz, woont in een pleeggezin of tehuis. Allemaal elementen die ervoor zorgen dat kinderen vaak apart van hun ‘gewone’ leeftijdsgenoten opgroeien.
De mist in
Hermanns zegt in Trouw dat zo’n vijf procent van deze kinderen echt speciale zorg nodig heeft, de kinderen met een opeenstapeling van ernstige problemen. Ouders gaan de mist in wanneer ze bij problemen meteen een professional inschakelen. ‘Die komt dan met een diagnose, een doorverwijzing, een behandelplan, een bewakingssysteem en een risicoanalyse. Terwijl de oplossing meestal tussen ouder en kind ligt, en niet bij de hulpverlener’, aldus Hermans.
Onzeker
Professionals maken ouders onzeker door de problemen over te nemen, vindt de pedagoog. Ouders denken dat ze tekortschieten, terwijl uit onderzoek blijkt dat Nederlandse ouders het beter doen dan vroeger en minstens zo goed als ouders in het buitenland. Een speciaal zorgtraject zorgt er bovendien voor dat het kind geïsoleerd raakt, en het gevoel heeft dat hij er niet mag zijn.
Gewone leven
De pedagoog pleit voor een andere vorm van hulp waarbij de vraag van ouders en kinderen het uitgangspunt is. Die hulp is dan gericht op herstel van het gewone leven. Hermanns adviseert: vertrouw weer meer op de eigen intuïtie en opvoedingsvaardigheden.
Artikel Trouw: ‘Ouder belt te snel professional’
Meer weten? Lees dan ook de gratis Zorg + Welzijn Nieuwsbrief. Daarvoor kunt u zich hier aanmelden.
Bron: Foto: Oerlemans
Spijker op z’n kop qua boodschap… Alleen jammer dat het oud nieuws is wat deze meneer propageert. Oplossingsgericht werken is de huidige norm, wat precies in het plaatje past.
Bovendien neigt het een beetje naar een strategische stap om (ortho)pedagogiek vooruit te helpen tegen de grotere en gevestigde orde van de psychologie. Beiden heb je echter nodig…
Verder erg jammer dat dit op deze manier wordt belicht (ook zonet op radio 1), waardoor de toch al negative houding tov mensen met hart voor hun werk (waar vind je die nog) weer wordt gevoed. Ik zou onwetenden willen verzoeken eens een dag met een voogd, casemanager mee te lopen. Je schrikt je dood wat van deze mensen wordt verwacht.
Na maanden leuren met de problemen van mijn minderjarige zwangere stief-schoondochter (verwaarloosd door vader na plotselinge dood van moeder, geen inkomen, geen huisvesting en perspectief om samen met mijn stiefzoon haar kindje te krijgen) is uiteindelijk een voogd toegewezen, die -zonder echt in contact te gaan- dwingend zware hulpverlening oplegt. Zucht ….
Mijn conclusies:
1. ontvankelijkheid: met een complexe vraag weet niemand raad
2. niemand gaat werkelijk naast de jeugdige staan
3. sterke aanbodgerichtheid, de vraag wordt ingewrongen in de dwingende vorm van het aanbod
4. domeindenken: eenzijdige kijk op de vraag
5. met probleemaspecten als inkomen en huisvesting weet men geen raad.
6. onbekendheid met (locale) regelingen, voorzieningen en aanbod van derden.
7. de typische henmerken en potenties van deze nieuwe generatie jeugdigen worden niet opgemerkt.
Zie ook: http://www.paulvanderklein.nl/jeugdzorg/downloads
Paul van der Klein, adviseur jeugd
Helemaal mee eens ! Bovendien is het ook niet het ‘je van het’ als je met jeugdzorgers te maken krijgt, 4 tot 5 keer per 2 jaar een andere casemanager met andere regels en opvattingen, slappe hap die geen besluiten durven te nemen, niet durven zeggen wie er fout bezig is “om te kunnen blijven communiceren met beide ouders’ wordt er dan gezegd, bah, ik heb er mijn portie wel van gehad, geef maar aan Fikkie ! Op eigen intuitie varen werkt het best, we zijn allemaal jong geweest en weten dus wat jonge mensen beweegt, dat verandert niet zo veel per generatie