Aan de aandacht voor professionaliteit van hulpverleners is geen gebrek. ‘Meestal wordt er geïnvesteerd in de kennis van de professionals. Onterecht wordt ervan uitgegaan dat een professional onder alle omstandigheden goed moet kunnen functioneren, maar dat is niet zo. Wanneer een professional het plezier in het werk is kwijtgeraakt, moeten de alarmbellen afgaan’, aldus Mieras.
Plezier in het vak
Een professional die zijn of haar passie voor het werk is verloren, of is lamgeslagen door ‘het systeem’, kan ook een client niet goed van dienst zijn. Mieras: ‘Dat geldt voor alle professionals, maar voor mensen in de hulpverlening bij uitstek. Dit werk vraagt heel veel van hen, ook emotioneel. Ze staan dagelijks voor duivelse dilemma’s. Het is eigenlijk een vorm van topsport. En daarom is het zo belangrijk dat ze – ondanks de enorme druk en complexiteit van het werk – trots en plezier blijven houden in het vak.’
Flexibiliteit en creativiteit
Zorginstellingen zouden daarom veel meer oog moeten hebben voor het werkplezier. ‘Plezier wordt vaak gezien als iets heel persoonlijks. Maar we weten uit de neuropsychologie hoe cruciaal het is. Het is het meest ontwikkelde systeem in onze hersen’, vertelt Mieras. ‘En wanneer je plezier hebt, dán maken hersenen nieuwe verbindingen en ontstaat er flexibiliteit en creativiteit. Dat zorgt er weer voor dat een hulpverlener maatwerk kan leveren. En dat hij of zij oog heeft voor die ene client en hem niet ziet als een deel van een groep.’
Vakmanschap ontwikkelt zich in vrijheid, aldus Mieras, die ook het boek ‘Ben ik dat? Wat hersenonderzoek vertelt over onszelf’ schreef. ‘Onze hersenen hebben een voortdurend behoefte om nieuwe dingen te leren.’
Grenzen opzoeken
‘Maar iedere professional functioneert binnen een systeem. Een systeem dat bestaat uit regels en protocollen. Dat is eigenlijk een vijandige omgeving voor onze hersenen, vertelt Mieras. Dat systeem is namelijk niet afgestemd op de innerlijke nood die ons brein heeft om zich voortdurend te ontwikkelen. Integendeel. Maar die spanning hoort er wel bij. Het is juist onderdeel van professionaliteit om daar mee om te gaan, om voortdurend te balanceren.
Dat doen hulpverleners volgens Mieras dagelijks. Voortdurend zoeken zij de grenzen op en zwemmen in het belang van de cliënt door mazen van het systeem. ‘Onze hele samenleving draait op basis van die professionele ongehoorzaamheid. Niet alleen in de zorg, maar ook in andere sectoren, zijn het professionals die uitzondering maken, die maatwerk leveren om ervoor te zorgen dat de juiste dingen gebeuren.’
Amsterdamse jeugdhulp
Mieras deed ook onderzoek naar dit fenomeen bij de Amsterdamse jeugdhulpverlening. Hij zag daar hoe bevlogen professionals voortdurend naar oplossingen – buiten het protocol om – zoeken. ‘Er was een overleg over een multiprobleem gezin, een zoon ging al een hele tijd niet meer naar school. Het was lastig om een plek te vinden waar hij terecht kon. De hulpverlener vreesde dat de jongen ook niet zo op komen dagen. De wijkagent die ook bij het overleg zat, reageerde: ‘Als je zorgt dat hij naar school kan, dan zorg ik ervoor dat hij er die eerste dag er is. Al moet ik ‘m met een politiewagen met zwaailichten naar school brengen’’, aldus Mieras. ‘Die onverwachte oplossing inspireerde. Je zag de ogen van het team glanzen. Door op deze manier samen werken, ontstaat er plezier. Het zorgt er ook voor dat mensen weer trots zijn op hun vak.’
Investeren in plezier
En dat is helemaal belangrijk voor professionals in de jeugdzorg. ‘De jeugdzorg ligt al zo onder vuur, het gevaar bestaat dat mensen zich helemaal lamgeslagen voelen door het systeem en dan ligt een burn-out op de loer. Daarom zouden juist zorginstellingen veel meer moeten investeren in het plezier op de werkvloer en in het vertrouwen van de hulpverleners.’ Mieras komt ook professionals tegen die vooral hun frustratie uiten over het systeem. ‘Daar kom je niet verder mee. Professionals hebben hierin ook een eigen verantwoordelijkheid. Innovatie komt nooit van hét systeem, het zijn professionals op de werkvloer die het verschil maken. Zij hebben de handen aan het stuur.’