Een moslima uit de gemeente Utrecht ontving sinds mei 2012 een bijstandsuitkering. Om haar kansen op de arbeidsmarkt te vergroten, liet de gemeente haar in 2013 meedoen aan een werktraining. Hierbij mocht ze wel een hoofddoek, maar geen gezichtsbedekkende kleding dragen. De gemeente Utrecht is namelijk van mening dat het vinden van werk moeilijker wordt als de werkzoekende kleding draagt die het gezicht bedekt. Omdat de dame in kwestie weigerde haar niqaab af te doen, heeft de gemeente haar bijstandsuitkering een maand lang met dertig procent verlaagd.
Werktraining
Een jaar later werd de dame opnieuw aangemeld voor een werktraining. Ook ditmaal weigerde ze haar niqaab af te doen. Daarom werd ze opnieuw gekort, ditmaal twee maanden lang.
Recht op godsdienstvrijheid
De zaak is door de moslima voorgelegd aan de Centrale Raad van Beroep, één van de hoogste bestuursrechters van Nederland. Deze oordeelde op 9 mei 2017: ‘De beslissing van betrokkene om een niqaab te dragen valt onder het recht op godsdienstvrijheid. Die beslissing is immers geïnspireerd door haar geloofsovertuiging. Het verbod om tijdens de werktraining een niqaab te dragen, vormt dus een inbreuk op het recht op godsdienstvrijheid. Dat wordt niet anders doordat betrokkene in plaats van een niqaab een hoofddoek had kunnen dragen. Voor die inbreuk had de gemeente echter een geldige reden.’
Publieke middelen
Volgens de Centrale Raad van Beroep is het uitgangspunt van de gemeente dat een bijstandsgerechtigde zo snel mogelijk zelf in zijn bestaan moet voorzien. Het dragen van een niqaab draagt hier, in de huidige maatschappij, niet aan bij. ‘Het onbedekte gezicht speelt een belangrijke rol in het contact tussen personen en is essentieel bij het krijgen van werk. De weigering van betrokkene om haar niqaab af te doen, verkleint in hoge mate de kans dat zij snel werk vindt. Dit legt een onnodige druk op de publieke middelen. Vandaar dat de inbreuk op het recht op godsdienstvrijheid in de vorm van een verbod een niqaab te dragen tijdens een werktraining noodzakelijk wordt geacht in het belang van de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.’
De Centrale Raad voor Beroep heeft voor het eerste sinds de invoering van de Jeugdwet uitspraak gedaan over een jeugdhulpverzoek. Dankzij deze uitspraak is nu bepaald aan welke zorgvuldigheidseisen gemeenten moeten voldoen bij de beoordeling van een aanvraag. Lees meer >>