Therapeut Annet Weijers heeft een heel eigen benadering om kinderen bij
rouwverwerking te helpen. Zij vindt dat er in Nederland op dit gebied heel wat
verbeterd kan worden. ‘Veel kinderen worden naar de Riagg gestuurd. Daar moeten
ze weken wachten voor ze aan de beurt zijn, terwijl het vaak een noodkreet is,’
vertelt Weijers. ‘Bovendien wordt er te veel gepraat. Ik merk juist dat kinderen
veel beter met creatieve middelen geholpen kunnen worden. Daarnaast wordt rouwen
vaak als iets pathologisch gezien, alsof het om een ziekte gaat. Maar rouwen
hoort bij het leven en ik vind dat het gewoner moet worden, er rust nog een
taboe op.’
De therapeute vindt het verder belangrijk dat er in ziekenhuizen meer
aandacht voor kinderen komt. ‘Er moeten speciale mensen zijn waar de kinderen
naar toe kunnen met hun vragen. Er zijn al artsen die dat van nature heel goed
doen, maar er zijn ook artsen die niet de gave hebben om dingen aan kinderen in
hun taal uit te leggen. Ik pleit voor een speciale arts, die in een leuk
ingericht kamertje zit waar kinderen met hun vragen heen kunnen en waar de tijd
genomen wordt om het kind uitleg en begeleiding te geven. Ook voor scholen ligt
hier een belangrijke taak.’
Vaak hoor je dat rouwverwerking te laat begint. Klopt men wel
op het goede tijdstip bij hulpverleners aan?‘Ouders trekken
meestal aan de bel als een kind plotseling heel teruggetrokken is, last van
nachtmerries heeft of als de schoolprestaties ineens een stuk slechter zijn na
een overlijden. Ook kunnen ze heel moe zijn. Veel kinderen gaan pas rouwen als
de rest van het gezin de draad weer oppakt en dat kan maanden later zijn. Pubers
die op de basisschool een ouder hebben verloren, komen vaak veel problemen
tegen. Ze hebben moeite om zich te binden, omdat ze bang zijn weer iemand te
verliezen. Soms zien ze het nut niet in van een opleiding, want wat heeft het
voor zin als je toch doodgaat? Ik krijg ook hele jonge kinderen, vanaf een jaar
of vier. Veel van de kinderen die hier komen hebben een van hun ouders verloren
aan een ziekte als kanker of aan zelfdoding, maar ook kinderen waarvan een
vriendje of grootouder is overleden. Ze komen vaak bij me als de zieke ouder nog
leeft. Dan kun je ze proberen voor te bereiden op wat komen gaat. Er kwam eens
een kind bij me dat last had van nachtmerries. Ik vroeg heel direct aan hem:
jouw moeder gaat dood hè? Hij keek me heel verbaasd aan. Tegen hem zeiden ze
altijd ‘overlijden’ en hij wist niet dat dat hetzelfde was als doodgaan. Daarna
spraken we over afleggen. Toen kwam de aap uit de mouw. Hij dacht dat bij
afleggen ledematen afgehakt werden. Hij had nachtmerries over bloederige
toestanden bij het ‘afleggen’ van een been of arm. Toen ik vertelde dat zijn
moeder dan juist mooi gemaakt werd, liep hij meteen naar de kast om een mooie
jurk te pakken.’
U stelt dat er in de hulpverlening te veel wordt gepraat. Hoe
kan het beter?‘Ik probeer kinderen op een leuke en creatieve
manier te helpen. Ik gebruik alles om me heen om ze te helpen. Je moet op een
leuke manier aan rottige dingen werken. Ik gebruik vaak knuffels bij de kinderen
die het moeilijk vinden om hun gevoelens te verwoorden. Door met knuffels te
spelen kunnen ze wel uitdrukking geven aan de emoties. Lachen en huilen ligt
heel dicht bij elkaar. Voor kinderen die niet kunnen huilen heb ik een zogenaamd
tranenpotje. Dat is een pot met glinsterende steentjes die tranen uitdrukken.
Veel kinderen huilen van binnen en de steentjes kunnen uitdrukking geven aan die
tranen. Werken met kinderen houdt in dat je ze moet leren verstaan. Je moet ook
je gêne over boord gooien. Bij alle emoties en gedachten moet je ze het gevoel
geven dat het normaal is: jaloers zijn of agressief, het maakt niet uit.’
Worden kinderen vaak verkeerd
begrepen?‘Kinderen weten en voelen meer dan we denken. Ze
willen serieus worden genomen.Kinderen moet je er niet buiten houden, want
ze willen weten wat er aan de hand is. Doe je dat niet, dan halen ze zich
allemaal rare dingen in het hoofd. Er kwam eens een jongen bij me wiens vader
kort daarvoor was overleden. Hij voelde zich schuldig voor de dood van zijn
vader, omdat hij die bewuste avond vergeten had een glaasje water bij zijn
vaders bed neer te zetten. Als je het er niet met zo’n kind over hebt, blijft
het die gevoelens houden. Veel kinderen vinden het fijn om over hun overleden
ouders te praten, maar volwassenen vinden het moeilijk om het er met kinderen
over te hebben. Ze willen hun kinderen beschermen. Maar ze kunnen niet behoed
worden voor ellende. De jongste kinderen moet je in begrijpelijke taal uitleggen
wat de dood eigenlijk is. Zij kennen dat begrip alleen uit sprookjes, waar
sneeuwwitje weer levend wordt gekust. Je moet ze uitleggen dat de dood een
blijvend iets is. Ik krijg veel vragen van ouders die willen weten of hun kind
wel of niet bij de begrafenis moet zijn. Ik vind van wel, want het is een goede
manier om afscheid te nemen. Mits je van tevoren heel duidelijk uitlegt wat het
kind te zien krijgt.’
De Stichting Achter de regenboog, waaraan u verbonden bent, is
een soort vraagbaak voor mensen die rouwen. Om welke vragen gaat
het?‘De oprichtster van de stichting vond dat alles gebruikt
moest worden bij het werken met kinderen: kleuren, knutselen, spelen. Zij had
zelf als kind iemand verloren en herinnerde zich de stilte en de geforceerde
gesprekken. Bij Achter de regenboog kunnen kinderen vragen stellen over wat
bijvoorbeeld kankercellen zijn. De voorkomende vragen worden door een ‘echte’
arts besproken. Bovendien treffen de kinderen lotgenoten. Ze krijgen het gevoel
dat ze door de arts serieus worden genomen. De weekenden die Achter de regenboog
organiseert voor kinderen zijn erg nuttig. Ze kunnen heerlijk met elkaar
tekenen, spelen en praten over hun kwaadheid. Voor mensen die kinderen bij
rouwverwerking begeleiden, zoals ouders, verzorgers of leerkrachten, heeft de
stichting een telefonische informatie- en hulplijn en worden er trainingen
gegeven. Vóór de oprichting, ruim vijf jaar geleden, was er niks voor kinderen.
Nu begint het wat te komen.’
Wat kunnen mensen uit de omgeving doen te
helpen?‘Het is onze taak om een kind te leren zijn leven te
leven. We moeten het voorbereiden op wat er kan gebeuren. Na de eerste rouw kun
je misschien weer wat plezier hebben, maar je moet ook vertellen dat er weer
verdrietige momenten komen. Als je bijvoorbeeld je diploma-uitreiking hebt, of
als je gaat trouwen. De pijn gaat nooit over. Veel mensen zeggen dat het
uiteindelijk wel weer goed komt, maar dat werkt niet zo. Iedereen kan iets doen
om verdrietige kinderen te helpen, al is het maar door de tijd te nemen om met
het kind te spelen. Op scholen begeleid ik groepen. Als er iemand uit de klas is
overleden of een leerling heeft iemand verloren, kun je daar met de hele klas
wat aan doen, zonder dat je dat ene kind apart zet. Door met kinderen te gaan
tekenen of zingen, kun je het onderwerp aan de kaak stellen. Ik vind dat scholen
een project over de dood zouden moeten houden om het onderwerp bespreekbaar te
maken.’/Ester Mijnheer