Terwijl Arjen een bak met cassettebandjes in en uitlaadt, komt Rianne vrolijk binnen in het Thomashuis. Ze heeft fruit gegeten, vertelt ze enthousiast. Op de zorgboerderij waar ze werkt. Ze ploft neer op de bank en begint te lachen. Even later volgt Richard, vervolgens Moniek die het niet kan laten om glunderend bekend te maken wie haar grootste vriendin is: Lia, de zorgmoeder.
Het is aan het einde van de middag en de bewoners van het Thomashuis in Lochem druppelen een voor een binnen. Enthousiast vertellend over hun bezigheden van die dag, aangemoedigd door zorgouders Leon en Lia. De een hangt in de bank, de ander trekt zich terug op zijn kamer om even uit z’n dak te gaan op de klanken van Abba en weer een ander werpt alvast een blik in de keuken om te zien wat de pot schaft.
Ze wonen hier met z’n zevenen, de achtste volgt later dit jaar. Ze zijn zwakbegaafd, autistisch, of functioneren op kleuterniveau, maar sommigen hebben ook al ooit zelfstandig gewoond. Allen zijn eind twintig, begin dertig, uitgezonderd Mark (59). ‘De begeleiding wordt op de persoon afgestemd,’ vertelt Lia. “De een heeft meer fysieke ondersteuning nodig, de ander juist meer psychisch. Het is een mooie afwisseling.”
De complete benedenverdieping van het statige pand is bestemd voor hen: een ruime woonkamer – inclusief konijn -, open keuken, ruime slaap-/zitkamers, badkamers en een grote tuin. Alles in frisse kleuren geschilderd en voorzien van alle comfort. De bovenverdieping wordt bewoond door Leon en Lia en hun twee dochters. De zogenaamde zorgondernemers.
“Natuurlijk hebben we onze privacy nodig”, vertelt Lia, “maar we eten net zo vaak mee met de bewoners als dat we boven eten. Het loopt eigenlijk door elkaar heen. Het mooie is dat we op deze manier erg bij hen betrokken zijn, dat we veel van ze weten en dus kunnen inspelen op details.” “En zij weten natuurlijk ook veel van ons”, voegt Leon er aan toe.
Thomashuis nieuw in Nederlandse zorgwereld
De Thomashuizen zijn nieuw in de Nederlandse zorgwereld. Afgelopen jaar werden vier huizen geopend, aan het eind van dit jaar moeten dat er zestien zijn. Initiatiefnemer Hans van Putten – zelf vader van Thomas, een verstandelijk gehandicapte jongen – ontwikkelde het concept. Uit onvrede over de bestaande voorzieningen. ‘Thomas houdt van tuinieren, paarden, buiten zijn. In de flat waar hij zou kunnen wonen zou hij bijna nooit meer buiten komen, zeker niet met slechts één begeleider op de groep. Dat frustreerde en ik dacht, dan doe ik het zelf wel.’
Van Putten, in die tijd nog directeur van een reclamebureau, wist wat hij zocht. ‘Een veilig warm nest met een nieuwe vader en moeder die voor Thomas en nog zeven andere Thomassen kunnen zorgen.’ Het ideaalbeeld had hij al in z’n hoofd: een mooi groot pand met een grote tuin, gerund door zorgondernemers. ‘Een kleine kruidenier zal nooit een filiaalchef in dienst nemen, hij wil eigen baas zijn. En woont dus boven z’n winkel. Hij heeft hart voor z’n handeltje.’
En dus ontstond de franchiseformule van de Thomashuizen. Huizen waar acht tot tien verstandelijk gehandicapten wonen, en waar de zorgouders zelf ook hun ‘dienstwoning’ betrekken. Elke ondernemer bepaalt zelf wie er komt wonen, hoe alles georganiseerd wordt, waar geld aan wordt besteed en waaraan niet. De bewoners van het Thomashuis betalen via Wajong en WAO de kosten voor wonen (275 euro per maand) en dagelijks leven (325 euro). Via het pgb wordt de zorg bepaald. Uitgangspunt voor het vaststellen van de hoeveelheid begeleiding is de toewijzing via de indicatiecommissie.
‘Als je op je eigen centen moet letten, ben je altijd zuiniger dan wanneer ze van een ander zijn,’ is Van Puttens idee. Hij schat dat het wonen in een Thomashuis mede door de lage overheadkosten een kwart goedkoper is dan in een instelling met vergelijkbare zorg. ‘Daarbij hebben ouders hier veel inspraak, terwijl je in een instelling niet eens weet waar het geld aan opgaat.’
Stichting Thomashuizen Nederland
De Stichting Thomashuizen Nederland (STN) zorgt voor al het geregel eromheen. De boekhouding, advisering en verzekeringen bijvoorbeeld. Ook is er een organisatiedeskundige beschikbaar, evenals een pedagoog. Verder zorgt de stichting ervoor dat externen zoals woningbouwcoöperaties of private investeerders de panden aankopen. STN huurt ze vervolgens om ze weer door te verhuren aan de ondernemers. Zo hebben de bewoners een garantie dat ze kunnen blijven wonen als het ondernemerspaar er onverhoopt mee zou stoppen. De stichting zorgt in dat geval voor nieuwe zorgouders.
Niet iedereen is geschikt om zorgondernemer te worden. De criteria? ‘Bij wie zou ik Thomas achter durven laten?’ vat de initiatiefnemer samen. Maar ook: kan een zorgondernemer een ondernemingsplan schrijven? En is hij een beetje standvastig? De ideale zorgmanager? ‘Een middenstander in plaats van een manager. Iemand die met een frisse blik kijkt naar wat er binnenkomt en wat hij uitgeeft. En die zijn roots natuurlijk heeft liggen in de zorg.’
Voor Leon en Lia de Jongh speelde de wens om ‘eigen baas’ te zijn al langer. Allebei werkzaam in de zorg liepen ze constant tegen ergernissen aan. De bureaucratie, het groot aantal hulpverleners met wie bewoners te maken krijgen, hulpverlenen om het hulpverlenen en het ontbreken van maatwerk.
Het idee van de Thomashuizen sprak hen meteen aan. ‘Een belangrijk punt is de stichting zelf die op de achtergrond aanwezig is waardoor het risico klein is. Als het misgaat hoef je de hele boel niet te verkopen, dat is voor ons een geruststellend idee. Natuurlijk hebben we meer afwegingen gemaakt. Zien de kinderen het zitten? Willen we ons huis verkopen? Kunnen we privacy missen?’
Leon en Lia hebben vier mensen in dienst. Op de momenten dat het echtpaar een weekend vrij heeft of met vakantie gaat, is er een ander stel dat de honneurs waarneemt. ‘Dat is het grote voordeel van het Thomashuis,’ vinden zowel Leon en Lia als Hans van Putten. ‘Omdat de bewoners te maken hebben met steeds dezelfde gezichten ontstaat er rust,’ zegt Van Putten.’Je krijgt een gezinssituatie waar steeds minder calamiteiten ontstaan. Dat kost dus minder zorg.’ Leon: ‘Als je in een instelling iets signaleert bij een bewoner, denk je, dat is eenmalig. De volgende denkt hetzelfde en de daaropvolgende ook. En niemand weet dat het een terugkerend verschijnsel is, dus gebeurt er niets.’
Directheid Thomashuizen
In Lochem is het tijd om te gaan koken. Deze avond staat er andijviestamppot op het menu. Kees snelt naar de aanrecht en begint ijverig andijvie te snijden, terwijl Lia zich bezighoudt met het vlees en ondertussen Kees’ kookkunsten in de gaten houdt. Moniek staat inmiddels te trappelen om haar kamer te laten zien. Een drukbevolkte ruimte die volstaat en -hangt met Monieks favoriete snuisterijen.
‘We hebben hier zo weinig mogelijk regeltjes,’ vertelt Leon. ‘Als iemand op z’n kamer wil eten kan dat, maar in de praktijk gebeurt dat bijna nooit. Ook willen we het pand een leuke uitstraling geven, dus kiezen we niet al bij voorbaat voor allerlei hulpmiddelen voor gehandicapten. We doen dat pas als blijkt dat het echt nodig is.’
Dat is ook de visie van de stichting. ‘Zo gewoon mogelijk’ En dus helpen de bewoners mee koken, gaat men mee boodschappen doen of koffiedrinken een paar huizen verderop. Net zoals in een echt gezin worden ze zoveel mogelijk betrokken bij het dagelijks leven. ‘De begeleiding is veel directer dan in een instelling,’ vindt Lia. ‘Een keer stoeien met een bewoner doe je daar niet snel,’ merkte Leon.
De ruime aandacht en rust in het Thomashuis zorgt ervoor dat bewoners zich nog ontwikkelen. Zo is Rianne inmiddels zover dat ze haar eigen was kan doen. Een ander moest de eerste weken bij zijn vorige instelling uit de auto gesleurd worden als hij in het weekend bij z’n ouders was geweest. Nu komt hij vrolijk binnen.
Thomashuizen niet erkend
Leon en Lia vertellen het glunderend, maar de keerzijde van de medaille zijn de reacties uit de zorgwereld. Aangezien de Thomashuizen niet erkend zijn (‘Dat kost ons onze vrijheid’), levert dat regelmatig scepsis op bij zorgkantoren.
Overigens is de landelijk erkende stichting Perspectief ingeschakeld om elk jaar een controle te houden in elk Thomashuis. ‘Maar stap voor stap gaat het beter,’ aldus Van Putten. ‘Als mensen zien dat deze formule werkt, komen ze naar ons toe. Ouders, maar ook zorgkantoren. We moeten vertrouwen kweken. Commercieel denken is nieuw in de gezondheidszorg. Je neemt afscheid van het systeem, waar toch een aantal mensen – koepelorganisaties, cliëntenraden, toezichthouders – hun bestaansrecht aan ontleent.’
Hij is positief, hij denkt over zeven jaar zelfs honderd Thomashuizen opgericht te hebben. Zelfverzekerd: ‘Franchise in de zorg is de toekomst.’ En dan op gedempte toon: ‘Ik ontmoette laatst een tachtigjarig vrouwtje die me vertelde dat ze met een gerust hart dood kon gaan nu haar dochter in een Thomashuis woont. Dat raakt me, daar doe je het voor.’
De namen van de gehandicapten in het Lochemse Thomashuis zijn gefingeerd.