Het welzijnswerk is afgedwaald van zijn oorspronkelijke kerntaak: het betrekken van mensen bij de samenleving. De oorspronkelijke doelstelling van het sociaal-cultureel werk is omgezet in een kluwen van taken en werksoorten. Veel activiteiten in het welzijnswerk zijn jaren geleden bedacht en aangeboden. Ze gaan haast werktuigelijk door. In veel gevallen is niet onderzocht of ze nog het juiste antwoord zijn op de vraagstelling en of de interventies effect sorteren.
In de beleidsvisie 2002-2005 van de Tilburgse welzijnsinstelling De Twern krijgt het welzijnswerk ongenadig om de oren. En niet alleen het welzijnswerk in het algemeen. De Twern steekt ook de hand in eigen boezem. ‘De Twern lijkt te veel op een groot warenhuis zonder duidelijk concept, een reeks schiereilanden zonder verbindingswegen en gezamenlijke cultuur.’
Autonomie
Anno 2004 doet Jos van Balveren, sinds … directeur van De Twern, er nog een schepje bovenop. Hij kenschetst het welzijnswerk van de afgelopen decennia en specifiek van zijn organisatie als ‘een kerstboom met ballen, pieken en snoeren’ en een ‘supermarkt met veel producten en een beetje kennis van alles’. Maar wel een supermarkt waarin de verkoopster de neiging heeft te zeggen: “u eet vanavond stamppot”.
‘Voordat ik hier directeur werd ben ik er twaalf jaar tussenuit geweest en heb ik in de verslavingszorg gewerkt,’ aldus Van Balveren. ‘Ik kwam zelf uit het opbouwwerk. Bij terugkomst moest ik constateren dat de inhoud van het welzijnswerk volledig gelijk was gebleven, terwijl de samenleving in de afgelopen twee decennia enorm is veranderd. Dat stelde ons bij De Twern voor de vraag: hebben alle inspanningen van het welzijnswerk de afgelopen vijftig of honderd jaar eigenlijk wel geholpen? We denken, met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid, van wel. Maar zeker weten doen we het niet. Dan luidt de vervolgvraag: is het mogelijk daar zekerheid over te krijgen? Volgens ons is dat mogelijk door het traject dat we nu zijn ingeslagen.’
Sinds 2002 is de welzijnsinstelling bezig met een totale beleidsomslag. In haar beleidsvisie ‘Weten van Wijken. Rationaliseren van betrokkenheid’, waarvan de tussenevaluatie nog vers is, heeft de organisatie de toekomstige koers van de instelling neergelegd. Weten van Wijken heeft in dit opzicht een dubbele betekenis: kennis hebben van wat de wijkbewoners willen, en weten waar je grenzen liggen en welke zaken je als welzijnsinstelling ter hand moet nemen of af moet stoten en weten wanneer wijkbewoners het op eigen kracht kunnen.
De aanpak Weten van Wijken bestaat uit vele facetten. De eerste stap die genomen moest worden, was het benoemen van wat nu eigenlijk de kerntaak van het welzijnswerk is. De Twern bracht dat terug tot één woord: participatie. Die kernopdracht werd vervolgens onderverdeeld in acht productgroepen, die op hun beurt weer in negentien producten zijn onderverdeeld. Al deze welzijnsproducten zijn opgenomen in een productenboek. Op bijbehorende productkaarten staan de beoogde resultaten en indicatoren waaraan kan worden afgemeten of deze behaald zijn. Daarnaast werkt De Twern met een methodenboek, waarin alle gehanteerde werkwijzen staan. Want deel van de omslag bij De Twern bestaat eruit dat er in de toekomst nog uitsluitend gewerkt zal worden met methoden die ‘evidence based’ zijn, waarvan de waarde wetenschappelijk is bewezen. De Twern is dan ook de eerste ‘academische welzijnswerkplaats.’
Tranzo, het onderzoeksinstituut van de sociale faculteit van de Universiteit van Tilburg, heeft onderzoek gedaan naar het gebruik van methoden in het welzijnswerk. Daaruit bleek dat de sector, en De Twern in het bijzonder, nauwelijks werkt op basis van bewezen methoden of volgens vastgelegde standaarden. Medewerkers maken vooral gebruik van methoden die ‘in het hoofd’ zitten, op basis van hun intuïtie. Gebruik maken van je intuïtie is oké, maar het moet daar niet toe beperkt blijven, vindt Van Balveren.
Probleem bij het invoeren van een aanpak als Weten van Wijken is dat welzijnswerkers zich niet zomaar hun professionele autonomie laten afnemen. De autonomie is volgens de welzijnsdirecteur een groot goed, maar soms wel wat doorgeschoten. ‘Een groot deel van het welzijnswerk is gebaseerd op de intuïtie van de professional. Dat moet zeker niet verdwijnen. Maar momenteel is de autonomie van de welzijnswerker zo’n negentig procent. Soms leidt dat tot hobbyisme en aanbodgerichtheid. Die autonomie kan volgens mij terug naar vijftig procent.’
Dat verminderde autonomie en meer standaardisering van het werk juist kan leiden tot een sterkere aanbodgerichtheid en de welzijnswerker verwordt tot wat GroenLinks Twee Kamerlid Evelien Tonkens noemt ‘getemde professionals’, betwist Van Balveren. ‘Vraaggericht werken is meer dan “u vraagt en wij draaien”. Het is onze taak om door te vragen om de wensen van wijkbewoners te kennen, en die vervolgens samen met de gemeente te vertalen in een opdracht aan het welzijnswerk. Nu zeggen gemeenten vaak: doe maar een dotje van dit en van dat. Wij willen duidelijk vooraf geformuleerde resultaten. Daar stemmen wij onze interventies op af. De houding van de welzijnswerker is daar heel belangrijk in.’
Openbaar aanbesteden
Het belangrijkste van Weten van Wijken is volgens Cathérine Matthyssen, projectleider bij De Twern, dat duidelijk vooraf wordt benoemd wat de resultaten van de welzijnsinterventies moeten zijn. ‘Je kunt geen kwaliteitsslag maken zolang je niet kunt controleren wat je werk oplevert. En als je de resultaten niet van tevoren benoemt, kun je dat ook niet meten. Alleen het bijhouden van aantallen verrichtingen of het feit dat je 450 huisbezoeken aan ouderen hebt afgelegd, is niet voldoende. Wat hebben die huisbezoeken voor effect gehad? In hoeverre zijn daar problemen mee opgelost? Dat moet je meten.’
Om de omslag te maken heeft De Twern uit haar medewerkers tien ‘resultaatgroepen’ samengesteld. Iedere groep is met een opdracht aan de slag gegaan aan de hand van een kompaskaart, met concreet benoemde resultaten. Eerst heeft De Twern vastgesteld welke werkzaamheden bij de kerntaak horen. Activiteiten die niet tot de kerntaak behoren, kunnen beter elders worden ondergebracht. Zo heeft De Twern het peuterspeelzalenwerk al afgestoten. Matthyssen: ‘We hebben hier in Tilburg de koepel Kinderstad, waaronder een veertigtal kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en voorzieningen voor buitenschoolse opvang vallen. Die hebben meer kennis van het peuterspeelzalenwerk dan wij. Het programma Mooi zo Goed zo, dat fondsen werft om bewoners te stimuleren initiatieven tot verbetering van hun wijk te nemen hebben we bij de vrijwilligersorganisatie Contour ondergebracht. We willen de vanzelfsprekendheid doorbreken dat we alles zelf zouden moeten doen.’
Binnen een paar jaar is het de bedoeling dat het welzijnswerk in Tilburg niet meer op subsidiebasis plaatsvindt, maar via openbare aanbesteding. De gemeente koopt dan producten en diensten in op basis van vragen, wensen en behoeften van bewoners. Momenteel is De Twern bezig met pilots op het gebied van ouderenwerk en jongerenwerk. Van Balveren kan nauwelijks wachten tot het merendeel van het welzijnswerk op deze basis plaatsvindt. ‘Wij willen zo weinig mogelijk van subsidies afhankelijk zijn. Wij bieden producten aan en die kan de gemeente al dan niet van ons afnemen. Laatst werd ik gebeld door een wethouder die zei: “sorry, maar we moeten bezuinigen”. Ik zei: “dat is dan jammer voor jullie, wij niet”.’
Het gevolg van die manier van werken is volgens Matthyssen dat de gemeente niet langer gewoon bezuinigingen kan opleggen, onder het motto: ‘doe alles maar een onsje minder’. ‘Dan zeggen wij tegen de gemeente: “zeg maar wat je minder wilt hebben. Welk product wil je dit jaar niet afnemen en welke resultaten wil je dit jaar niet?” ‘