Brede scholen maken een stormachtige ontwikkeling
door. Sinds de eerste brede school zes jaar geleden werd opgericht in Groningen
heeft een derde van de gemeenten minstens één brede school, nog eens een derde
is van plan die te realiseren. Onder de paraplu van brede school gaan echter
grote verschillen schuil. Er zijn brede scholen met alle voorzieningen onder één
dak, een soort multifunctioneel gebouw waarin behalve de basisschool ook de
peuterspeelzaal, kinderopvang, welzijnswerk, bibliotheek, GGD, maatschappelijk
werk, sport- en culturele verenigingen zijn ondergebracht. Maar dat is een
minderheid. Bij de meeste brede scholen zijn alleen de peuterspeelzaal en de
naschoolse kinderopvang in de nabijheid en zijn er nauwe contacten met
voorzieningen die elders zijn gehuisvest. In een derde van de gevallen gaat het
om een netwerk van voorzieningen die nauw met elkaar samenwerken. Ook de
coördinatie en de organisatie van het management verschilt per gemeente. Het
belangrijkste wat ze met elkaar gemeen hebben is het doel de ontwikkelingskansen
van kinderen te vergroten.
Meer sturing
Tot nu toe is de rol van de overheid niet erg sturend geweest. Het beleid
werd gekenmerkt door een ‘laat duizend bloemen bloeien’ aanpak. Staatssecretaris
Karin Adelmund: ‘De brede school heeft zich van onderaf ontwikkeld. Het
initiatief kwam meestal van de scholen zelf, soms van het welzijnswerk. Dat is
heel goed en verklaart ook het succes. Maar brede scholen moeten zich niet
beperken tot achterstandskinderen alleen. Er moeten geen brede scholen zijn
naast de gewone scholen, dan dreigt segregatie. Allerlei kinderen hebben baat
bij ouder- en leerlingparticipatie, voor- en naschoolse opvang en goed
samenwerkende voorzieningen in de wijk. Ook in de betere wijken moeten brede
scholen komen. We moeten dan echter voorkomen dat er te grote verschillen
ontstaan, dat een brede school in een rijke buurt allerlei leuke naschoolse
voorzieningen biedt op sport- en cultureel gebied, terwijl een brede school in
een arme buurt voornamelijk een goede zorgstructuur kent. Waarbij dan de
grootste winst is dat het maatschappelijk werk makkelijk is te bereiken. Daarom
wordt het nu tijd om brede scholen meer landelijk vorm te gaan geven. Om de
ontwikkeling van brede scholen te stroomlijnen zou het volgende kabinet er
daarom meer sturing aan moeten geven.’ Adelmund was aanwezig tijdens een
landelijke bijeenkomst in Amsterdam, waar allerlei betrokkenen bij de brede
school de ervaringen van de afgelopen jaren bespraken.
Behalve veel positieve geluiden kwam als één van de knelpunten naar voren
de dreigende overbelasting van de leerkrachten. Volgens Carolien Gelauff van het
Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW) dat de ontwikkeling van brede
scholen ondersteunt, kampen veel brede scholen met dit probleem. Door het
leerkrachtentekort in veel scholen in de randstad komen afspraken, die in het
kader van de brede school werden gemaakt, onder druk te staan. Daarnaast speelt
er ook nog iets anders. ‘Veel brede scholen dreigen aan hun eigen succes ten
onder te gaan. De vraag van ouders, leerlingen en buurtbewoners naar
voorzieningen van de brede school is enorm. Vanwege het gebrek aan uitvoerend
personeel kunnen die lang niet allemaal gerealiseerd worden. Dat blijkt ook uit
een inventarisatie die we onlangs hebben gedaan naar kinderactiviteiten die het
welzijnswerk samen met basisscholen, waaronder een aantal brede scholen,
organiseert. De wil om die te organiseren is er wel, er is alleen geen geld om
die activiteiten te laten uitvoeren door deskundige kinderwerkers. Daarnaast
wordt van de leerkrachten verwacht dat ze meer samenwerken en overleggen met
collega’s van andere instellingen. Hun werkdruk is al zo hoog, dat kan er niet
nog bovenop. Veel gemeenten zijn wel bereid om extra te investeren in de
ontwikkeling van brede scholen, maar dat plafond is over het algemeen bereikt.
De overheid draagt de brede school een warm hart toe en heeft in het vorige
regeerakkoord beloofd dat ze niet mag leiden tot zwaardere taakbelasting van de
leerkrachten. Dan zou ze toch een extra bijdrage kunnen leveren. Ook de
commissie Dagarrangementen heeft daar onlangs voor gepleit.’
Een ander knelpunt zijn de verschillen in rechtspositie en
arbeidsvoorwaarden van de werknemers bij de verschillende instellingen die deel
uitmaken van de brede school. Gelauff: ‘Een sportleraar in dienst van een school
kan bijvoorbeeld ’s middags na school sportactiviteiten doen met de kinderen.
Maar dan is hij in dienst van de welzijnsorganisatie en die kent andere
arbeidsvoorwaarden. Ook zijn er nog veel onduidelijkheden over
verantwoordelijkheden en bevoegdheden van het management. In de ene gemeente
ligt het management in handen van de directeur van de basisschool, in de andere
in die van de welzijnsinstelling en weer elders is er een aparte functionaris
voor aangetrokken.’
Lastig meten
Adelmund zegt bereid te zijn alle knelpunten op het gebied van wet- en
regelgeving op te willen lossen. ‘In het vorige regeerakkoord hebben wij al
gezegd dat men ons alle belemmerende regelgeving moet melden, dan lossen wij die
op. Momenteel worden in het kader van de pilot Initiatiefrijke scholen
rechtspositie en arbeidsvoorwaarden in kaart gebracht. De commissie
Dagarrangementen heeft gepleit voor de mogelijkheid van combinatiefuncties,
zodat een muziekdocent die les geeft op de muziekschool ook vakleerkracht is op
de basisschool en in het kader van naschoolse opvang muzikale activiteiten
begeleidt. Dergelijke functies zouden moeten worden ondergebracht bij één
werkgever. Momenteel kijken wij samen met de ministeries van SZW en VWS of
dergelijke combinatiefuncties een oplossing kunnen bieden.’ Maar extra geld van
de overheid zit er niet in om de dreigende overbelasting van leraren en het
tekort aan uitvoerend personeel op te lossen. Adelmund: ‘Er is de afgelopen
jaren 6,7 miljard gulden extra naar het onderwijs gegaan. Er is ruimschoots
geïnvesteerd in onderwijsachterstandsbeleid, huisvestingsbeleid en kinderopvang.
Er is, mits efficiënt aangewend, voldoende geld om de brede school te
ontwikkelen. Wij zorgen voor landelijke ondersteuning van het hele proces.
Daarnaast hebben wij het mogelijk gemaakt dat alle betrokkenen met elkaar kunnen
communiceren, onder andere met het opzetten van een website. Bovendien
faciliteren wij onderzoek.’
Inmiddels is er al heel wat onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van de
brede school, maar nog niet naar de mate waarin de brede school ook echt
bijdraagt aan het verbeteren van ontwikkelingskansen van kinderen. Gelauff: ‘Dat
is heel lastig te meten. We verwachten dat kinderen die ook na schooltijd
bindingen hebben met school of een leerkracht op een andere manier leren kennen
gemotiveerder zijn voor onderwijs. Door de verlengde schooldag, intensievere
betrokkenheid van met name allochtone ouders bij school, soepeler doorstroming
naar hulpverlening en samenhang tussen binnen- en buitenschools leren denken wij
dat kinderen sociaal competenter zullen worden, ze beter doorstromen naar
vervolgonderwijs en er minder schooluitval is. Maar als dergelijke verbeteringen
optreden, kunnen daar ook andere factoren aan hebben bijgedragen. Daarom wordt
momenteel in opdracht van de ministeries van OCW en VWS gezocht naar een
instrument om verbeteringen in de sociale competentie van kinderen te
onderzoeken.’