Samen gezonde en lekkere maaltijden bereiden én eten, kan in de (verslavings)zorg veel bijdragen aan herstel, meent Justin van Doorn, die sinds zijn zeventiende in tientallen sterrenrestaurants over de hele wereld heeft gekookt. ‘Eten roept bij iedereen emoties en herinneringen op. Daarnaast zorgt sámen koken en eten voor verbinding. Voor jezelf – en anderen – koken, is bovendien ook een vorm van zorg en liefde.’ In de door hem ontwikkelde Food Therapy bereidt hij onder andere met de cliënten hun lievelingsmaaltijd uit hun jeugd, waarbij ze teruggaan naar de ’tafelmomenten’ van toen.
Hoe zagen die tafelmomenten er bij jou vroeger uit?
‘Bij ons thuis hing er aan tafel altijd wel spanning. Mijn vader kwam vaak grumpy thuis. Om die spanning te breken, ging ik dan gek doen, de clown uithangen. Ik ben de oudste van vier en had de grootste mond. Ik was erg aanwezig. Bij mij was alles altijd in extremen: of heel boos, of heel blij of heel verdrietig. Ik heb ook ADHD, maar dat wisten we toen nog niet. Dat is pas veel later, in de verslavingskliniek, gediagnosticeerd.’
Justin groeit op in Dokkum met twee jongere zusjes en een jonger broertje. Zijn vader is beeldend kunstenaar en leraar, zijn moeder huisvrouw. ‘Zij hield de kudde een beetje bij elkaar.’ Als Justin 21 is, gaan ze uit elkaar.
Justin omschrijft zichzelf als een ‘altijd-op-het randje-jongetje, en soms net eroverheen.’ ‘Ik had een gigantische bewijsdrang: ik wilde in alles de beste zijn. Zo was ik met voetballen echt over the top fanatiek en later met koken ook. Als kind was ik ook vrij ondeugend: er was altijd wel wat aan de hand bij mij.’
Was het ondeugend of ging het verder dan dat?
‘Op de middelbare school, ging het wel verder dan dat: roken, drinken, blowen. Ik wilde bij de grote jongens horen. In die tijd, begin jaren ’90, kwam ook de housescene op. Toen werd ik zo’n gabbertje met een kale kop. Dat vond ik superinteressant.’
Daar hoorde ook vaak xtc bij, toch?
‘Ik was nog geen veertien toen ik mijn eerste pilletje heb genomen. Op een houseparty in Amsterdam. Daar was ik stiekem heengegaan vanuit Dokkum. Ik wist niet wat me overkwam: ik zweefde over straat, maakte met iedereen contact. Een beetje alsof je verliefd bent.’
Het blijft dan ook niet bij die ene keer. Thuis gaat het ondertussen van kwaad tot erger. ‘Ik had schijt aan iedereen. Ik hield me nooit aan afspraken, kwam altijd te laat. Met name mijn vader kon daar helemaal niet tegen. Dat heeft uiteindelijk geresulteerd in een vechtpartij tussen hem en mij. Daarna ben ik het huis uit gegaan. Ik was toen zeventien jaar.’
Waar ben je toen heen gegaan?
‘Terug naar Dokkum. Mijn ouders waren inmiddels verhuisd naar een klein gehucht in Friesland – dat vond ik al helemaal niks. Ik had net mijn mavodiploma en ben toen de koksopleiding gaan doen: vier dagen werken en één dag school. Dat vond ik geweldig en deed ik dan ook heel gedisciplineerd. Maar daarnaast was het alleen maar feesten. Eigenlijk is toen al mijn dubbelleven begonnen: aan de ene kant heel hard werken en aan de andere kant het party- animal en dat crimineeltje willen zijn.’
Crimineeltje?
‘Ik gebruikte op een gegeven moment zoveel speed, en had altijd vrienden over de vloer, dat ik dacht: ik kan het beter zelf gaan verkopen.’