1. Weinig combinaties
Maar weinig mensen maken gebruik van een combinatie van de sectoren (Wmo, Jeugdwet en Participatiewet). Twaalf procent van de mensen die een voorziening gebruikt in één van de sectoren, gebruikt er ook één in één van de andere twee sectoren.
2. Kwetsbaar
Mensen die werkloos, ongezond of laag opgeleid en mensen met een laag inkomen zijn kwetsbaar. Vooral personen die gebruik maken van de Participatiewet en mensen die in een multiprobleemhuishouden wonen zijn kwetsbaar.
3. Zelfredzaam
Iedereen die zelf, of met behulp van het eigen netwerk, problemen kan oplossen is zelfredzaam. De zelfredzaamheid is vooral laag bij gebruikers van de Wmo. Minder dan tien procent van deze mensen kan zelf alle problemen oplossen. Gebruikers van de Wmo, en mensen die gebruik maken van voorzieningen uit meerdere sectoren, schakelen vaker een beroepskracht in dan andere groepen.
Uit het onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau blijkt dat 93 procent van de gebruikers van de Wmo en 62 procent van de gebruikers van de Participatiewet hun problemen niet zelfstandig kunnen verhelpen.
4. Kwaliteit van leven
De kwaliteit van leven van mensen in de Wmo, in de Participatiewet of uit een multiprobleemhuishouden is minder goed dan die van mensen met een kind in een Jeugdwetvoorziening of van mensen die geen voorziening gebruiken. Onder kwaliteit van leven verstaat het SCP gezondheid, maatschappelijke participatie, vrijetijdsbesteding, eenzaamheid, levensstandaard en woonsituatie.
5 Participatiewet
Gemeenten zijn te laat gestart met het bepalen van doelstellingen en het inrichten van de Participatiewet. Er is aandacht nodig voor arbeidsmarktkansen van personen met een verstandelijke of psychische beperking en voor de inrichting en de inzet van de nieuwe re-integratievoorzieningen.
6 Wmo
De uitvoering van de Wmo gaat inmiddels richting transformatie. Er zijn nog wel problemen met de toegang tot en de levering van hulp bij het huishouden. Er lijkt een verschuiving van individuele naar algemene voorzieningen op te treden.
7 Jeugdwet
De overheveling van Rijk naar gemeenten is zonder grote problemen verlopen. Het ging om een zeer complexe operatie waarbij de continuïteit van de hulp niet in gevaar is gekomen. De toegang tot de zorg wordt sterk bepaald door huisarts en specialist.De samenwerking tussen de verschillende partijen is een punt van aandacht. De transformatie moet bij de Jeugdwet nog echt van de grond komen.
8 Regionale verschillen
Inwoners van krimpende plattelandssteden en grootstedelijke gebieden maken veel gebruik van voorzieningen in het sociaal domein. Dat geldt ook voor de bewoners van de drie noordelijke provincies en Zuid- en Midden-Limburg. De regionale verschillen blijven grotendeels bestaan als rekening wordt gehouden met bevolkingskenmerken.
9 Gemeentelijke praktijk
Om de decentralisaties goed door te voeren, moeten gemeenten zich niet alleen richten op de uitvoering daarvan. Ze moeten ook aangrenzende beleidsterreinen zoals schuldproblematiek en passend onderwijs meenemen. Er wordt ingezet op eigen kracht van mensen, maar er zijn grenzen aan de mogelijkheden. Er is meer aandacht voor preventie en algemene voorzieningen. Gemeenten zoeken naar de juiste inrichting van het sociaal domein en naar geschikte instrumenten.
10 Bestuurlijk
Gemeenten hebben prioriteit gegeven aan continuïteit en hebben zorgarrangementen geformuleerd gebaseerd op de lokale situatie. Daarentegen is duidelijk dat de bestuurlijke inrichting van het sociaal domein nog niet ‘af’ is. De gemeentelijke uitgaven voor het sociaal domein lijken in 2015 grotendeels in lijn te zijn met de middelen die daarvoor in het verdeelmodel van het Gemeentefonds beschikbaar zijn.