‘Toen ik de steekvlam zag, dacht ik: dit gaat helemaal mis. Ik zag dat het plafond brandde. Het kwam zo snel, zo fel over je heen. Het is ongelofelijk. Dan kun je alleen nog maar hopen dat het heel snel voorbij gaat op de een of andere manier. Toen ik bijkwam na de Volendam brand – ik ben even weggeweest – lag ik op de vloer. (…) Ik wist het niet zo goed. Ik deed niets. Toen klom ik maar via de brandtrap naar beneden en daar kwam ik aan de voorkant. Toen stond ik opeens in een kring van ambulance personeel en politie. Ik wou iets vragen, maar de mensen begonnen te huilen toen ze me zagen.’*
December 2002. Pastoor Jan Berkhout heeft net een rouwdienst geleid in de Volendamse St. Vincentiuskerk. Het achttienjarig meisje dat overleden is, was aanwezig toen de brand twee jaar geleden op oudejaarsnacht uitbrak in café ’t Hemeltje. Kort na de brand kreeg zij kanker. Volgens Berkhout roept deze gebeurtenis bij de slachtoffers en nabestaanden weer veel emoties op. ‘Over het algemeen willen de slachtoffers weer een gewoon leven leiden en ook de aandacht van de gemeenschap verflauwt. Maar bij een heftige gebeurtenis – zoals het overlijden van dit meisje of de discussie of het café weer open moet – komen de gevoelens weer naar de oppervlakte.
Brand Volendam
De eerste maanden is er veel aandacht en wordt er samen gerouwd, maar na verloop van tijd raken sommigen in een isolement. De beschadigde jongeren moeten het uiteindelijk toch in hun eentje verwerken. Bovendien komen er andere problemen bij, zoals verhoudingen in het gezin. Nee, we zijn er nog lang niet overheen.’ Berkhout heeft in zijn rol als pastoor na de brand een belangrijke taak gehad. Niet alleen de rouwdiensten en herdenkingsbijeenkomsten leidde hij, maar vooral het bijstaan van de getroffen gezinnen ziet hij als zijn voornaamste taak. Maar veel jongeren kunnen er volgens de pastoor maar moeilijk over praten. Terwijl de meeste slachtoffers een flink trauma hebben opgelopen. ‘Je moet ervan uit gaan dat nog lang niet alles naar boven is gekomen. Dat kan nog jaren duren.’
In eerste instantie bleek er weinig animo te zijn voor de herdenkingsdienst van 1 januari jongstleden. Berkhout vermoedt dat jongeren de confrontatie liever uit de weg gaan. ‘Gelukkig kwam er uiteindelijk toch meer belangstelling voor de dienst. Ik vind het heel belangrijk dat rituelen als een dienst of een stille tocht een mogelijkheid tot huilen en herdenken biedt.’
Sociale steun na brand Volendam
‘Dat zal iedereen wel zeggen, dat het allemaal weer normaal moet worden. Dat wil je zelf ook eigenlijk. Maar het komt steeds terug. Het blijft. Dat psychisch ermee bezig zijn. Dat je er over gaat nadenken. Dat je denkt hoe liep dit en hoe liep dat. Eerst wilde ik steeds dat het over was, dat denken. Maar nu denk ik maar dat het erbij hoort. Misschien wordt het minder en misschien ook niet.’*
Jongerenwerker Bianca Vos was ook meteen na de ramp betrokken bij de hulpverlening. Ze werkt op jongerencentrum Pius X, waar veel Volendamse jongeren hun vrije tijd doorbrengen. Het jongerencentrum diende de eerste uren na de ramp als noodopvang. Er werd medische hulp verstrekt, maar ook paniekerige jongeren en ouders kwamen er voor informatie over hun familie en vrienden. De volgende dag was Pius X weer open voor de opvang van jongeren. ‘Er was slachtofferhulp aanwezig, maar ik merkte dat veel jongeren daar geen behoefte aan hadden. Ze wilden gewoon bij elkaar zijn en spelletjes spelen. Onze taak hebben we beperkt tot het bieden van een ontmoetingsruimte.
De jongeren hadden een ruimte nodig waar ze niet per se hoefden te praten en waar ze rust konden vinden. Later hebben we voorlichtingsavonden en andere activiteiten georganiseerd.’ Toch bleek daar na verloop van tijd niet veel animo meer voor te zijn. Vos: ‘Ze wilden geen slachtoffer meer zijn en niet apart gezet worden. Daarom zijn we later ook activiteiten voor alle jongeren gaan organiseren. De instelling van de jongeren verbaast me wel eens. Ze maken er het beste van en dat is echt bijzonder om te zien.’
Bijzondere hulpverlening
Wat de hulpverlening in Volendam zo bijzonder maakt, is de inzet van vrijwilligers. Na een bezoek van hulpverleners uit het Zweedse Göteburg, waar zich een vergelijkbare ramp had voltrokken, werd besloten een soortgelijk hulpverleningssysteem op te zetten. Het sociale steunsysteem van Göteburg werd in Volendam vertaald naar een vrijwilligersproject. Karin Hoogeveen werkt op het Advies- en Informatiecentrum Het Anker. In het nieuwe pand van Het Anker zijn verschillende organisaties gevestigd die zich met nazorg en andere vormen van hulpverlening bezighouden. Hoogeveen is coördinator van dit supportersproject. Na een oproep in de krant meldden zich 225 vrijwilligers om familie, vrienden en kennissen te helpen.
Slachtoffers konden als zij daar behoefte aan hadden, een beroep doen op een soort buddy. Deze vrijwilliger zou hen helpen bij allerlei zaken en ook proberen te zorgen voor een snellere toeleiding naar professionele hulp. Daarnaast kwamen er makelaars die supporters en slachtoffers aan elkaar koppelden. De vrijwilligers kregen advies en training van professionals en zijn na twee jaar nog erg actief.
Hoogeveen: ‘Elk groepje vrijwilligers kreeg een coach waar ze met vragen terecht konden. Ook moesten ze leren waar hun eigen grenzen lagen. Uitgangspunten van het supportersproject zijn psychosociale steun, kennisoverdracht en een brugfunctie naar professionele hulp. De coach leerde de vrijwilligers hoe ze dit konden doen. Ze kwamen ook geregeld bij elkaar om moeilijkheden te bespreken. Nog steeds krijgen de groepen workshops over onderwerpen als rouwverwerking en hoe om te gaan met pubers.’ Naast hulp in het gezin organiseerden de supporters ook veel uitjes voor de slachtoffers om drempels te overwinnen en er weer op uit te gaan. ‘Ik hoop dat we binnenkort in elk gezin een casemanager hebben, die helpt bij scholing, werk en het aanpassen van woningen. We moeten er met z’n allen voor zorgen dat de hulp laagdrempelig blijft. Inmiddels is er een andere fase aangebroken in Volendam. Nu is het de tijd van de realiteit. Dat brengt nieuwe problemen met zich mee.’
Vluchtgedrag
‘Ja, wie bepaalt nou wie er slachtoffer is. Het hele dorp is slachtoffer van de Volendam brand en ook weer niet. Dan vind je de ouders van wie een kind dood is het ergst, of die jongeren die vingers missen, of verbrand zijn in hun gezicht. Maar ja, er zijn ook jongeren die niet kunnen slapen om wat ze gezien hebben die nacht. Is dat dan erg, zijn zij dan ook slachtoffer? (…) Dit is mijn laatste gesprek over de brand met iemand. Want ik wil dat het allemaal normaal wordt en door dit soort gesprekken moet ik er steeds over denken. Eigenlijk was het nog normaler in het ziekenhuis, dan nu de maanden erna. Nu is iedereen het zat om erover te praten, terwijl de problemen er nog steeds zijn.’*
Nu de slachtoffers hun leven weer langzaam oppakken, lopen ze tegen veel problemen aan. Gewonde handen maken hun oude werk onmogelijk en ook andere lichamelijk inspanning kan te veel zijn. Henny Karman, van oorsprong docent, werkt op Het Anker waar hij de jongeren helpt bij het zoeken naar een andere opleiding of baan, maar ook bij psychosociale problemen. Veel jongeren hebben last van concentratiestoornissen, agressief gedrag en, zoals Karman het omschrijft, ‘ongecontroleerd weekendgedrag’. ‘Veel jongeren nemen in het weekend veel drugs en alcohol. Men spreekt zelfs van tussen de vijftig en tachtig procent van de jongeren. Ik verwacht dat dit getal in werkelijkheid wat lager ligt, maar het is zeker vluchtgedrag van de jongeren.
Weggedrukte gevoelens na brand Volendam
Ik probeer dit te signaleren en gesprekken aan te gaan met jongeren. Het eerste jaar probeer je de fysiek gewonden weer op de rails te krijgen, maar nu blijken er veel weggedrukte gevoelens te zijn. Veel jongeren voelen zich meer alleen staan en ze komen ook andere problemen tegen. Mislukte hersteloperaties, het niet kunnen vinden van een vriendje. Door deze zware problemen zien ze vaak het nut niet in van een opleiding, het zit allemaal heel diep. Die neerwaartse spiraal moeten we doorbreken. Steeds meer jongeren zitten er mentaal zo doorheen en het wordt alleen maar erger.’
* Citaten van slachtoffers uit de publicatie: Was alles maar weer normaal.
Over leven na de brand in Volendam, door M. Janssen e.a. Instituut voor
Psychotrauma, Zaltbommel, ISBN 9080 747 51 3./Ester Mijnheer