Rogier van Luijk geeft op het Congres Jongeren en Seksueel Geweld de lezing ‘Seksueel misbruik, en daarna?’. Hier gaat hij met diverse casussen in op de rol van de sociaal professional. In tegenstelling tot de traditionele modellen, die veelal gericht zijn op het accepteren van het seksueel misbruik, is Van Luijk groot voorstander van het model dat Peter John Schouten ontwikkelde: ‘Hij geeft aan dat de dader geïnternaliseerd is in de persoonlijkheid van het slachtoffer. En dat je dit juist níet moet accepteren. Het is belangrijk dat je kunt loskoppelen wat van jezelf is, en wat van de dader komt.’
Fantastisch
Slachtoffers van seksueel geweld kunnen patronen ontwikkelen die veroorzaakt worden door het misbruik. Bijvoorbeeld verslaving, hangen met verkeerde vrienden, seksueel heel actief zijn of jezelf heel nederig opstellen. Van Luijk: ‘Zo zijn er bijvoorbeeld vrouwelijke én mannelijke prostituees die zeggen dat ze hun werk fantastisch vinden: ze houden van seks, en worden er nog voor betaald ook. Als je als sociaal werker tot de kern wil komen, moet je niet direct naar het seksueel misbruik vragen of de link met hun werk. Want dan klappen ze meestal dicht door gevoelens van schaamte of loyaliteit naar de dader. Maar als je vraagt: sinds wanneer vind je dit werk zo leuk? En heeft dat te maken met iets wat je hebt meegemaakt, kan dit alvast inzinken en kom je langzaam tot de kern. Uiteindelijk praat je dan samen over dat je niet accepteert dat het slachtoffer het rolmodel volgt dat ze heeft aangeleerd van de dader, dat is het breekpunt. Want uiteindelijk doet niemand dat beroep voor zijn lol.’
Tools
Tijdens de lezing op het congres zal Van Luijk aan de hand van verschillende casussen sociaal werkers handige tools geven om het gesprek aan te gaan, en signalen van seksueel misbruik benoemen. Van Luijk: ‘Daders van seksueel geweld zijn meestal bekenden, zoals familieleden of kennissen. Dat is voor een jongere –bij wie de identiteit volop in ontwikkeling is- heel ingewikkeld, want je hebt vaak een afhankelijke rol ten opzichte van de dader, en de dader is niet alleen maar slecht. Hoe eerder je hiermee aan de slag kunt als sociaal werker, des te beter. Hoe jonger je bent, hoe beter je kunt vrijkomen van je trauma’s en kunt herstellen.’