Het roer moet om bij de Sociale Werkvoorziening.
Gehandicapten mogen er niet meer vanuit gaan dat ze hun hele leven bij de
Sociale Werkvoorziening onder de pannen blijven. Ze moeten doorstromen, en later
eventueel uitstromen naar ‘echt’ werk, bij een echte baas. Dat wil, tenminste,
de regering. Alleen: het is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Want veel van de
negentigduizend mensen die in Nederland bij een sociale werkplaats werken,
vinden het wel best. Het is er veilig, prettig, en veel minder eng dan in het
reguliere bedrijfsleven. Bovendien zien veel bedrijven in de Sociale
Werkvoorziening hun werkkrachten met pijn in hun hart hun vertrekken.
Eigenbelang
‘Oh, vindt de Rekenkamer de uitstroom veel te weinig,’ reageert
directeur Wim Reijs van Op/maat, de sociale werkvoorziening van Hoorn en
omstreken laconiek. Hij zegt gestopt te zijn alle rapporten te lezen die
‘ambtenaren vanachter hun bureaus bedenken’. ‘Meestal weten ze niet waar ze het
over hebben.’
Vorig jaar zijn bij zijn bedrijf twaalf van de zevenhonderd werknemers
uitgestroomd naar een echte baan. Meer zit er volgens Reijs gewoon niet in.
‘Werknemers hebben grote angst. Vaak hebben ze in hun verleden slechte
ervaringen met werken bij een echt bedrijf. Ze waren pispaaltje, buitenbeentje.
Ze voelden zich doodongelukkig. Ook al hebben ze in principe een goed niveau
voor uitstroom, je krijgt ze niet zover.’
Velen vallen Reijs bij. Zijn collega Burgemeester uit Middelburg,
directeur van het sw-bedrijf LetE, (Luctor et Emergo) praat over ambtenaren die
in een ‘schijnwerkelijkheid’ leven. ‘Ze zeggen dat wij uit eigenbelang onze
goede werknemers vasthouden. Dat is niet waar. Uit idealisme proberen we ze door
te laten stromen. Maar het lukt vaak niet’ En woordvoerder Van Berckel van de
VNG, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, zegt: ‘Het is illusie te denken
dat een grote uitstroom uit de Sociale Werkvoorziening haalbaar is. Kijk alleen
al naar de werkgevers. Die worden steeds zwaarder gestraft als hun werknemers in
de WAO belanden. Ze kijken wel uit om iemand in dienst te nemen waar iets aan
mankeert.’ Zelfs minister Vermeend van Sociale Zaken maant de Rekenkamer in
weerwoord op het rapport niet al te veel verwachtingen te hebben van
uitstroom.
‘Nou ja,’ relativeert directeur Leo Kooyman van het NOSW, de
koepelorganisatie van de Sociale Werkvoorzieningen in Nederland, vriendelijk.
‘Laten we het erop houden dat het rapport nogal eenzijdig is. Men zegt dat
bedrijven springen om personeel, zelfs om mensen met een handicap. De cijfers
bevestigen dit beeld helaas niet.’
Terugkerende druk
De Sociale Werkvoorziening is altijd een bijzondere bedrijfstak
geweest. Vrij uniek in de wereld. Lichamelijke- verstandelijk gehandicapten
zitten niet thuis, of leven in de marge van de maatschappij, maar vinden werk in
bedrijven die aangepast zijn aan hun beperkingen. Aan de geschiedenis van de
Sociale Werkvoorziening is goed af te lezen hoe in Nederland wordt gedacht over
de positie van mensen ‘met een vlekje’. Aan het eind van de jaren zestig, in de
periode van opbouw van de verzorgingsstaat, ging ook de wet op de Sociale
Werkvoorziening van start. Het maakte de regering niet uit hoeveel het kostte om
de gehandicapten werk te bezorgen. Ze waren zielig en moesten worden geholpen.
Of hun werk productief was, deed evenmin ter zake. Van gehandicapten kon je dat
immers niet verwachten. Als ze zelf maar het idee hadden ‘bezig’ te zijn. Het
rijk werd zuiniger toen in de jaren tachtig de economische crisis toesloeg. Men
had inmiddels ondervonden dat gehandicapten best iets konden. De rijksoverheid
vond dat de bedrijven van de sociale werkvoorziening meer moesten opereren als
echte bedrijven. Werknemers zich meer moesten gedragen als echte werknemers, en
de bedrijven moesten zich via vrije concurrentie begeven op de vrije markt. Dus
werden er echte directeuren aangetrokken, bedrijfsplannen gemaakt, en
productie-eisen gesteld aan het personeel. Vooral in gebieden met veel
werkloosheid stroomden vervolgens gewone werklozen toe. Die gezonde mensen,
immers, konden goed produceren, en zo het bedrijf opbouwen. De sector dijde
langzaam uit naar honderdduizend werknemers. De overheid pompte er per jaar
miljarden guldens in. Tot ook dat inzicht, ergens in de jaren negentig,
veranderde. Het ‘gewone’ bedrijfsleven begon moeite te krijgen met het vinden
van personeel. Beleidsmakers vonden dat in de sw-sector wel erg veel mensen
beschut en veilig werkten, terwijl ze ook bij een gewone baas aan de slag zouden
kunnen.
In 1998 werden de toelatingseisen voor de Sociale Werkvoorziening fors
aangescherpt. Voortaan werden alleen nog behoorlijk zwaar gehandicapten
toegelaten. Om de paar jaar wordt nu onderzocht of de werknemers nog steeds
thuishoren op de beschutte bedrijven. De werknemers van voor 1998 worden met
rust gelaten. Zij zullen langzaamaan vergrijzen, en uiteindelijk met pensioen
gaan. Maar de overheid probeert bij de ‘oude’ werknemers op basis van
vrijwilligheid de doorstroom wel degelijk aan te moedigen. Zo stemde de Tweede
Kamer kort geleden in met de invoering van een terugkeergarantie. Als mensen
eenmaal bij een echte baas werken, en het niet vol kunnen houden, mogen ze tot
drie jaar na vertrek weer terug naar de Sociale Werkvoorziening. Janke Smit van
de vakbond AbvaKabo snapt de druk niet die steeds wordt gelegd op het doorsturen
van sw-werknemers naar de reguliere arbeidsmarkt: ‘Laat de goeden doorstromen
naar bedrijven waar moeilijker werk wordt gedaan, maar houd ze wel in dienst
onder de paraplu van de sw. Dat biedt mensen veiligheid. Als ze meer geld
binnenbrengen bij hun sw-werkgever, kan die met dat geld weer werknemers met een
lager niveau scholen en door laten stromen naar beter werk. Veel mensen hebben
de bescherming van de Sociale Werkvoorziening eenvoudigweg nodig.’
Redmiddel
De paniek onder de bedrijven was, eind jaren negentig, groot toen ze
bemerkten dat ze de bakens opnieuw moesten verzetten. In feite weet niemand hoe
de toekomst er uit zal zien. Het type werknemers waarmee ze hun
productiebedrijven overeind moeten houden, zal de komende jaren sterk
veranderen. Directeur Reijs van Op/maat in Hoorn schat dat op het moment
ongeveer 29 procent van zijn werknemers verstandelijk gehandicapt is. ‘Over
twaalf jaar ligt dat percentage op zestig.’
Directeur Burgemeester van LetE in Middelburg ziet zijn oude
traditionele sw-bedrijf langzaam ‘instorten en afbrokkelen’. Zijn bedrijf
verdient goed aan de productie van bijvoorbeeld ANWB-verkeersborden. Maar er
zijn steeds minder werknemers van goed niveau die dit werk aankunnen. ‘We kunnen
ons in de toekomst richten op het inpakken van, bijvoorbeeld, snoep. Dat is
gemakkelijk werk. Maar je verdient er ook veel minder mee, terwijl de
afschrijvingskosten van onze dure machines gewoon moeten worden betaald.’ Dus
zoekt de sw-sector naar een nieuw redmiddel, waarmee ze geld kunnen verdienen.
Veel bedrijven menen dat gevonden te hebben in het reïntegratiewezen. Directeur
Kooyman van de koepelorganisatie NOSW, , is enthousiast. ‘Wij hebben immers
ervaring met het aan het werk krijgen van ‘moeilijke groepen’. Wij zijn daar
goed in.’ Veertig sw-bedrijven hebben zich aangesloten bij reïntegratieketen
Krew – het woord werk, maar dan omgekeerd. Dit jaar gaan ze voor het eerst de
markt op.
Directeur Burgemeester van LetE uit Middelburg heeft de omslag vorig
jaar al gemaakt. ‘We hebben toen negentig mensen met een moeilijk
arbeidsverleden weer aan het werk geholpen. Ik ben daar trots op.’ Burgemeester
heeft hoge verwachtingen van de omslag. ‘Onze core-business is nu reïntegratie.’
LetE beschikt inmiddels over vijftien HBO-geschoolde consulenten die in opdracht
van bedrijven of overheid werklozen begeleiden, mensen met een gesubsidieerde
baan, of werknemers die in de WAO terecht dreigen te komen. ‘We trainen ze,
geven scholing, of als het nodig is een tijdelijke werkervaringsplek. En die
plek kan zijn in onze eigen Sociale Werkvoorziening. Dat helpt ons ook de
productie op peil te houden’ Heel somber over de toekomst zijn de directeuren
niet. ‘De Sociale Werkvoorziening zal blijven bestaan,’ zegt Kooyman van de
NOSW. ‘Simpelweg omdat ze nodig is. Je krijgt meer verscheidenheid, maar ook de
ouderwetse beschutte werkplek voor werknemer met zware beperkingen zal nodig
blijven.’
Reijs van Op/maat in Hoorn vertelt naar ‘creatieve oplossingen’ te zoeken
voor werknemers met een goed niveau. ‘Stel: iemand is goed in automatisering,
maar wil koste wat kost bij de sociale werkvoorziening blijven werken. We zouden
samen een BV kunnen oprichten. Hij wordt voor vijftig procent aandeelhouder, wij
voor de andere helft, maar hij blijft bij de sw in dienst. Ik, als werkgever,
detacheer hem bij de BV. Hij kan onze automatisering doen, maar ook die van
andere organisaties die we goed kennen. Als we winst maken, kan de helft naar
Op/maat gaan, en de andere helft mag hij zelf houden. Zo kan die persoon werken
op zijn eigen niveau, krijgt hij eigenwaarde, maar loopt hij geen grote
risico’s. Als het fout gaat, staat hij nog steeds op de loonlijst van onze
Sociale Werkvoorziening. Zo biedt je mensen kans op ontplooiing, zonder dat je
ze hun veiligheid afneemt. Ik vind dat eigenlijk een hele goede aanpak. Beter
dan dat je mensen op de vrije markt gooit.’/Annet van
Eenennaam