Hij was een junk, maar is nu ‘gewoon’ gebruiker. Jacob* woog zestig kilo toen hij bij de heroïneverstrekking van Parnassia, psycho-medisch centrum in Den Haag kwam. Ruim twintig jaar verslaafd aan heroïne en cocaïne, problemen met zijn woning, agressief, een notoir leugenaar. Hij had al verschillende behandelingen achter de rug, maar viel telkens weer terug in zijn verslaving. Nu hij twee jaar in het heroïneprogramma zit, ziet behandelmedewerker Joke Kokken een totaal ander persoon tegenover zich. Jacob is twintig kilo aangekomen, hij ziet er verzorgd uit, is verhuisd, gestopt met de cocaïne en dankzij zijn sociale vaardigheden een soort ‘teddybeer’ geworden. Kokken: ‘Jacob heeft nu waardering voor veel dingen en je kunt met hem over van alles praten. Achter de houding die hij in het begin had, schuilt een heel sociaal, gevoelig persoon. De metamorfose is ongelofelijk.’
Steriel
In een portocabine (een ruime, witte semi-permanente voorziening) op het terrein locatie Albardastraat van Parnassia in Den Haag komen dagelijks gemiddeld achttien heroïneverslaafden om onder medisch toezicht hun heroïne te roken (chinezen). Drie keer per dag, tussen 8.00 en 9.45 uur, tussen 13.00 en 14.30 en tussen 17.00 en 19.00 krijgen de heroïneverslaafden een half uur de tijd om hun portie heroïne te roken. Eén cliënt spuit.
Bij binnenkomst moeten ze hun spullen inleveren en worden ze gescand met de metaaldetector. Ze moeten een alcoholblaastest doen, want boven een bepaald promillage krijgen de cliënten hun drugs niet. Twee behandelmedewerkers (verpleegkundigen) geven de door de arts bepaalde dosis heroïne met bijbehorende spullen. In een steriele, witte kamer krijgen maximaal vijf cliënten per keer een half uur de tijd om hun drugs te roken. De verslaafden leggen het witte poeder op een zilverpapiertje, ze verwarmen het aan de onderkant met een aansteker en inhaleren via een pijpje de rook die vrijkomt bij de verdamping van de vloeibaar geworden heroïne. De behandelmedewerkers houden vanachter een raam in de gaten of alles goed gaat. Worden de cliënten niet te suf, gedragen ze zich niet anders dan normaal, nemen ze geen drugs mee naar buiten. Als ze de drugs opgerookt hebben, kunnen ze een kop koffie krijgen en even kletsen met andere cliënten of medewerkers. Naast de behandelmedewerkers zijn ook een arts en maatschappelijk werker aanwezig.
Elke behandelmedewerker is mentor voor een paar cliënten. Via dit contact probeert de medewerker wat te doen aan huisvesting, schulden en andere sociale problemen. Een goed contact opbouwen is volgens Kokken erg belangrijk.‘Vaak hoor je veel tussen de regels door. Het is de bedoeling dat wij dingen oppikken en ze helpen hun leven weer op de rails te krijgen, tijdens een kop koffie of als ze hier ‘s avonds willen eten. Je moet blijven praten. Ook tennissen we een keer per week.’ Elke vrijdag zijn er groepsgesprekken, waar gesproken wordt over allerlei ‘normale’ onderwerpen. ‘Het is absoluut geen therapie, want daar hebben de meeste cliënten al genoeg mee te maken,’ benadrukt Kokken.
Nadenken
Structuur opbouwen in de dag is een belangrijke eerste stap tot vooruitgang, zegt zorgcoördinator Rita Faro. ‘Alleen al ’s ochtends hun bed uit komen om op tijd de heroïne te roken, zorgt er al voor dat ze niet te laat naar bed kunnen. Bovendien tolereren we niet te veel alcohol. Het leven wordt voor de cliënten een stuk stabieler. Ze zijn niet meer de hele dag bezig met de vraag: hoe kom ik aan mijn drugs? Ze kunnen zich nu ook met andere dingen bezighouden. Verder knappen ze lichamelijk op en hebben de sociale contacten ook een positieve werking. Even een praatje maken over dagelijkse dingen kan soms al wonderen doen; de interesses verbreden. Ze krijgen weer aandacht voor hun uiterlijk – gaan er minder als een junk uitzien – en gaan meer eten. Sommigen gaan zelfs naar de tandarts toe om hun gebit op te laten knappen. Ook het contact met familie en vrienden verbetert vaak.’
Criminaliteit neemt ook af. Op het moment dat een cliënt in aanraking komt met justitie, moet hij uit het programma. Faro: ‘Veel negatief gedrag verandert. Ze passen zich eigenlijk vrij goed aan en onderling corrigeren ze elkaar ook. Het klinkt wat betuttelend, al die strenge regels, maar het is nodig.’ Veel cliënten hebben psychiatrische stoornissen. De behandelmedewerkers leren van de aanwezig arts hoe ze hiermee om moeten gaan.
Iedereen gaat vooruit, de één met wat grotere stapjes dan de ander, vertelt Kokken. ‘Maar je ziet het meeste verschil bij de cliënten die al een paar jaar in het programma zitten. Het heeft tijd nodig voordat je echt grote veranderingen ziet. Mensen gaan meer nadenken over het leven. Wat wil ik nu eigenlijk? Het is niet een specifiek doel om mensen te laten stoppen met de verslaving, maar het is een mogelijkheid. Weer een toekomst zien kan zich ook op andere manieren uiten. Bijvoorbeeld in huisvesting of (vrijwilligers)werk.’
Parnassia is nu bezig met de selectie van nieuwe cliënten. Gerrit Jan Hoogeland, directeur Verslavingszorg van Parnassia: ‘Nu we te horen hebben gekregen dat we voorlopig door kunnen gaan met het experiment, gaan we de groep patiënten uitbreiden tot vijftig personen. De nieuwe groep willen we ook meer zorg bieden dan we nu al doen. Hoe dit er precies uit komt te zien, is nog onduidelijk.’
* De naam Jacob is om privacyredenen gefingeerd.
Heroïneverstrekking onder medisch toezicht
De behandeling met heroïne is geen vrije vertrekking van drugs. Het gaat om een medische behandeling van een beperkte groep ernstig zieke, chronisch heroïneverslaafden die geen baat hebben gehad bij andere behandelingen binnen de verslavingszorg. Het experiment heroïneverstrekking op medische indicatie is gestart in 1998 als een onderzoek van de Centrale Commissie Behandeling Heroïneverslaafden (CCBH). Na 25 jaar discussie over heroïneverstrekking bestond de behoefte aan wetenschappelijke informatie over het effect van een dergelijke behandeling en of het een goede aanvulling op het bestaande zorgaanbod zou zijn. De politieke verantwoordelijkheid voor het onderzoek ligt bij de minister van VWS. Doel van dit experiment is te onderzoeken of de situatie van zwaar verslaafde uitbehandelde harddruggebruikers verbetert als zij een behandeling krijgen van methadon gecombineerd met heroïne in plaats van een behandeling met alleen methadon. Tijdens het experiment wordt gekeken of de verstrekking verdere gezondheidsschade kan voorkomen en of het de lichamelijke en geestelijke gezondheid van de patiënt verbetert. Daarnaast moet de behandeling er toe leiden dat de verslaafde beter gaat functioneren in de maatschappij, zonder overlast of criminaliteit te veroorzaken.
Om aan het experiment te kunnen deelnemen moeten harddrugverslaafden aan zware selectiecriteria voldoen. Het experiment wordt uitgevoerd in zes gemeenten (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Groningen en Heerlen). De experimenten in de zes steden zijn tot nu toe erg succesvol gebleken. De gezondheid en het sociaal functioneren van de patiënten verbetert aanzienlijk en de criminaliteit en overlast nemen af. Een commissie onder leiding van CDA-wethouder Paas uit Groningen, adviseerde de Kamer de behandelcapaciteit van 300 naar 700 plaatsen te verhogen en de experimenten uit te breiden naar de regio’s Eindhoven, Enschede, Apeldoorn, Zwolle en Haarlem.
Ondanks het bewezen succes, heeft de Tweede Kamer nog niet toegestemd met een uitbreiding. Voorlopig blijft de heroïneverstrekking een experiment en zal het niet worden uitgebreid naar andere steden. In het voorjaar worden de lopende proefprojecten opnieuw geëvalueerd. Daarna neemt de regering een definitief besluit over voortzetting en/of uitbreiding van het experiment.