Het rapport is een onderzoeksproject dat het Instituut voor Migratie en
Etnische Studies (IMES) uitvoerde in opdracht van minister Rita Verdonk
(Integratie).
‘Tegen vrije meningsuiting’Volgens de onderzoekers hebben de jongeren in het
algemeen weinig vertrouwen in de politiek. Een meerderheid is tegen het recht op
vrije meningsuiting als het gaat om het toestaan van kwetsende uitspraken, zeker
als het de islam betreft. Politici zijn volgens hen bang voor de religie en
proberen die de kop in te drukken.
‘Actiebereid’
De jongeren van Marokkaanse origine zijn ‘actiebereid’ als het gaat om de
verdediging van hun geloof. Een ruime meerderheid gebruikt daarbij legale
middelen, terwijl ongeveer 6 tot 7 procent bereid is hun toevlucht te zoeken in
geweld. Volgens de onderzoekers voelen niet alleen radicale moslims zich
achtergesteld en gediscrimineerd, maar leeft dat gevoel ook breed bij
niet-radicale islamieten, in het onderzoek aangeduid als ‘democratisch actieve
moslims’.
‘Geen perspectief’
Op sociaaleconomisch gebied is er volgens de onderzoekers een groot
verschil tussen beide groepen. De democratisch actieven hebben een sterke wens
om in Nederland een toekomst op te bouwen, de radicalen zien hier geen
perspectief.
‘Buitensluiting en discriminatie’
In het onderzoeksrapport worden drie drijfveren voor radicalisering
genoemd. Moslimjongeren radicaliseren in de eerste plaats als gevolg van
buitensluiting en discriminatie. In de tweede plaats speelt de behoefte aan
zingeving een belangrijke rol. Deze zoektocht wordt religieus ingevuld. Tot slot
is er een gebrek aan binding. De jongeren voelen zich onbegrepen door de
Nederlandse samenleving en hun ouders van de eerste generatie.