De verpleegkundige was sinds begin jaren 90 werkzaam als casemanager en begeleider van een schizofrene man en zijn zwakbegaafde echtgenote. Hij begeleidde hen bij het algemeen dagelijks en huishoudelijk leven. Hij was door het echtpaar financieel gemachtigd.
Overmaken
Na het overlijden van de man in 2009, is de echtgenote verhuisd naar een een wooncluster voor mensen met een verstandelijke beperking s de begeleiding door de verpleegkundige opgezegd. Daarna heeft de verpleegkundige in 10.000 euro overgemaakt naar zijn bankrekening. Vervolgens 9.000 teruggestort, en enkele maanden later weer 4000 overgemaakt naar zijn eigen rekening. Naast de overboekingen heeft de verpleegkundige ook voor rekening van de cliënte getankt, pinbetalingen gedaan en contante geldbedragen opgenomen.
Ontslag
Vanaf april 2012 kreeg de cliënte een financieel consulent die in de administratie ontdekte dat er iets niet klopte. Zij deed aangifte tegen de verpleegkundige. Deze stortte daarop twee keer een bedrag terug op de rekening van de cliënte. De verpleegkundige is geschorst door zijn werkgever en werd een onderzoek tegen hem ingesteld, wat leidde tot een ontslag op staande voet. De zorgorganisatie heeft bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg melding gedaan.
Verweer
De verpleegkundige heeft erkend dat hij ten onrechte benzinekosten in rekening heeft gebracht bij cliënte. Hij heeft toegegeven dat hij de overboekingen heeft gedaan, maar ook dat deze inmiddels weer allemaal ongedaan zijn gemaakt. Het waren volgens de verpleegkundige leningen waarmee cliënte had ingestemd, maar erkent dat hij in financieel opzicht ‘iets te ver is gegaan’.
Uitspraak
Het Tuchtcollege vindt het aannemelijk dat de verpleegkundige zich als financieel gemachtigde heeft bevoordeeld. Die situatie heeft volgens het college kunnen ontstaan mede omdat de zorgorganisatie lange tijd niet genoeg heeft gecontroleerd op de uitvoering van de taken. Door de grote vrijheid binnen het zorgteam zijn de grenzen van de professionele beroepsuitoefening in het team vervaagd.
Verantwoordelijkheid
‘Maar dit alles ontslaat de verweerder geenszins van zijn eigen verantwoordelijkheid’, meent het Tuchtcollege. ‘De verpleegkundige heeft niet integer gehandeld tegenover zijn cliënte die vanwege haar geestelijke positie sterk afhankelijk was van zijn zorg, hulp en bijstand. Gelet op de aard en de omstandigheden van dit geval komt alleen de zwaarst denkbare maatregel aan de orde, doorhaling in het BIG-register.’