Met een rood hoofd van inspanning neemt Marjan (39) de
armleuningen in de gang af met een stofdoek. Als ze de leuningen in de ruim
dertig meter lange gang van zorgcentrum Hieronymus Bos in het Limburgse Weert
stofvrij heeft gemaakt, kijkt ze op een kaart met kleine foto’s. Deze kaart
geeft in welke volgorde ze de werkzaamheden moet doen. Op het laatste plaatje
staat dat het tijd is voor de vloerwisser. In het kloosterverzorgingshuis
begroeten de oude zusters en paters haar vriendelijk. Marjan groet terug, maar
gaat onverstoord door met haar werk, want de gang moet aan het eind van de
ochtend klaar zijn. Met zigzaggende bewegingen gaat de vloerwisser de gang door,
tot ze weer bij haar schoonmaakkarretje aangekomen is. ‘Heel netjes gedaan,’
complimenteert jobcoach Nicole Leveau haar. Marjan heeft het Syndroom van Down.
Verantwoordelijk
Eind 2001 sloot dagactiviteitencentrum ’t Zonnehuis een overeenkomst met
Stichting Land van Horne, een organisatie voor ouderenzorg en verpleeghuiszorg
in Weert. Afgesproken werd dat de verstandelijk gehandicapte cliënten van ’t
Zonnehuis een werkplek kunnen krijgen in de zeven verzorgingshuizen van de
stichting. In eerste instantie als vrijwilligerswerk, maar bij goed functioneren
mogelijk ook betaald. In maart kon Marjan als eerste van ’t Zonnehuis aan het
werk in de huishoudelijke dienst van Hieronymus. Daar ondersteunt ze op haar
eigen tempo drie ochtenden per week het personeel. Leveau begeleidde haar in het
begin volledig. ‘Ik moest niet alleen de werkzaamheden uitleggen, maar ook de
plaats waar het schoonmaakkarretje moet staan, in welke volgorde ze schoon moet
maken, welke gangen aan de beurt zijn. Die inzichten heeft ze niet, dus moet je
alles goed voordoen en uitleggen.’
Na een tijdje had Marjan dit onder de knie en werd de dagelijkse
begeleiding over gelaten aan Irmie Lindelauf, assistent-hoofd huishouding van
Hieronymus en tevens haar werkbegeleidster. Lindelauf had in het begin moeite om
Marjan als werknemer te zien. ‘Ik had medelijden met haar. Als ze iets liet
slingeren of haar werk niet goed deed, durfde ik daar niet met haar over te
beginnen.’ Om duidelijk te maken dat Marjan gewoon op haar verantwoordelijkheden
aangesproken moet worden, liet Leveau zien hoe zij zelf met Marjan omgaat. ‘Het
is voor haar het beste wanneer zij als een zo gewoon mogelijke collega wordt
aangesproken. Natuurlijk heeft zij haar eigen tempo, maar als ze dingen echt
fout doet moet je dat tegen haar zeggen. Ze zal het niet leuk vinden, maar zo
behandel je een normale collega ook. Het begeleiden van de medewerkers van de
instelling is overigens even belangrijk als de begeleiding van Marjan. Sommigen
hebben meteen in de gaten hoe ze met een verstandelijk gehandicapte om moeten
gaan, maar anderen hebben aanwijzingen nodig en voelen wat weerstand.’
Lindelauf vond het moeilijk om Marjan aan te spreken op fouten. ‘Ze wordt
vaak verdrietig of boos als ze iets verkeerd heeft gedaan en dat raakt je. Maar
inmiddels hebben we zo’n goede band dat we veel tegen elkaar kunnen zeggen. Ik
heb nu geleerd dat ik duidelijk mijn grenzen aan moet geven, net zoals je dat
bij kinderen doet.’ Marjan maakt nu echt deel uit van het team. Ze maakt tijdens
de koffiepauze praatjes met iedereen en kent al veel bewoners. Lindelauf: ‘We
genieten hier echt van haar. Af en toe heeft ze een knuffelbui en dan kan ze
iedereen wel om de hals vliegen. De bewoners vinden het leuk om met haar een
praatje te maken. Ze hoort er echt helemaal bij.’
Fotoboekje
Toen Leveau zich wat meer terugtrok, kreeg Marjan een terugval. Ze vergat
welke dingen ze precies moest schoonmaken en de volgorde was al helemaal een
probleem. De jobcoach bedacht toen een systeem waarbij Marjan zelfstandig haar
werk kon doen. Ze maakte per verdieping een boekje met foto’s van de
verschillende gangen. Als Marjan de juiste foto van de verdieping voor zich
heeft, pakt ze een kaart met foto’s van de verschillende werkzaamheden. Daarop
kan ze precies zien welke dingen ze in welke volgorde moet schoonmaken. En dat
werkt. Leveau: ‘Af en toe vergeet ze nog wel eens wat, maar de foto’s helpen
haar goed. Voor iedere cliënt moet je weer een andere manier vinden om dingen
uit te leggen. Verder helpt het systeem van belonen en complimenten
geven.’
Marjan kijkt vooral uit naar de pauzes, maar ze vindt het werk ook heel
leuk. ‘Je moet wel heel veel lopen, want het zijn lange gangen. Daarom heb ik
ook goede loopschoenen aan. En ik heb een zusteruniform zodat ik er netjes
uitzie. Gelukkig zijn de mensen hier heel leuk en ik probeer de pauzes altijd zo
lang mogelijk te rekken.’ Moeilijk vindt ze haar werk niet, maar het soms wel
lastig om de goede gang te vinden. ‘Maar ik mag altijd alles aan Irmie of Els
vragen.’ Lindelauf zorgt ervoor dat ze ’s ochtends altijd aanwezig is om een
praatje te maken. ‘Marjan moet wel haar verhaal kwijt kunnen. Dat is wel het
minste wat we kunnen doen. Ze werkt grotendeel alleen, dus heeft ze die
gezelligheid nodig.’
Jobcoach Leveau is tot nu toe erg tevreden met het project. Inmiddels zijn
drie cliënten aan het werk in de ouderenzorg. ‘Het gaat vrij langzaam omdat het
inwerken heel veel tijd kost. Je kunt van tevoren niet inschatten hoe lang dat
gaat duren. Ze moeten eerst hun plekje veroveren: bewoners en medewerkers moeten
aan hen wennen en andersom. Maar ik zie alleen maar positieve ontwikkelingen. De
zorginstellingen krijgen extra hulp en gezelligheid en onze cliënten worden
zelfstandiger en krijgen meer eigenwaarde. Ze doen nu ook echt mee met de andere
werkende mensen in de samenleving en dat geeft ze een gevoel van gelijkheid. We
letten er wel op dat ze op hun eigen tempo kunnen werken. Ze mogen worden
aangesproken op fouten, maar de werkdruk mag niet hoog worden.’ Leveau kijkt,
voordat ze iemand ergens plaatst, goed naar de sfeer op een afdeling en de
kwaliteiten en wensen van de gehandicapte. Ze moeten in zekere mate zelfstandig
zijn en over sociale capaciteiten beschikken om in een zorginstelling te
werken.
Naast werk in de huishouding zijn er nog meer taken die mensen met een
verstandelijke handicap in de zorginstellingen kunnen doen. Toen Marjan eenmaal
was ingeburgerd in Hieronymus, kon de tweede cliënt aan de slag. Astrid (32),
net als Marjan gehandicapt door het Downsyndroom, kreeg wel een heel bijzondere
baan: ze werkt op de activiteitenbegeleiding van het Weertse verpleeghuis St.
Martinus. Daar helpt ze drie middagen in de week demente ouderen bij de
dagactiviteiten. Ze deelt niet alleen koffie en koekjes uit, maar assisteert ook
bij spelletjes. Haar vrolijkheid en enthousiasme werken heel aanstekelijk op de
afdeling. Leveau vindt dit dan ook een baan die uitstekend bij Astrid past. ‘Het
is alleen wel eens de vraag wie nu voor wie zorgt. Astrid is de
activiteitenbegeleider, maar de ouderen hebben het idee dat ze een beetje op
haar moeten letten. Dat is erg leuk om te zien.’
Zelfstandig
Een paar weken geleden is Leveau begonnen met het begeleiden van de
autistische Ingrid (31). Ingrid werkt in de huishoudelijke dienst van
verzorgingshuis Rust in Roy in het dorpje Stramproy. Ze moet straks zelfstandig
met de bus van ’t Zonnehuis in Weert naar het zorgcentrum reizen en Leveau helpt
haar daarbij. De volgende keer gaat Ingrid voor het eerst alleen reizen en de
jobcoach zal dan met de auto achter de bus aanrijden. Vlak voordat Ingrid op het
knopje drukt, kijkt ze toch nog even onzeker naar Leveau of ze het wel goed
doet. ‘Heel goed Ingrid, de volgende keer kun je het helemaal zelf.’ Ingrid
glundert en loopt voor haar uit het zorgcentrum binnen. Ze pakt haar
schoonmaakkarretje en vult de emmers met water. Het is alleen nog even lastig
welk schoonmaakmiddel in welke emmer hoort. Leveau wijst haar op de etiketten.
Allereerst is de kapsalon aan de beurt. Ingrid begint voorzichtig aan de
kaptafel. Ze vraagt constant aan haar jobcoach of ze het wel netjes doet. Als
die dat bevestigt, gaat ze weer verder. Af en toe vergeet ze wat dingen, maar ze
doet haar werk erg secuur. ‘Mijn eigen kamer is ook altijd zo schoon,’ glundert
ze. Neuriënd en lachend gaat ze verder met haar volgende klus./Ester
Mijnheer