Q&A: ‘Coronacrisis leert ons dat we professionals meer ruimte moeten geven’
Dat de coronacrisis al maandenlang veel invloed heeft op onze samenleving en dus ook op het sociaal domein en het vak sociaal werk, is duidelijk. Om zicht te houden op alle ontwikkelingen die het sociaal domein doormaakte in coronatijd, houdt Movisie al sinds het begin van de crisis een coronadossier bij. Wat kunnen we leren van al die verzamelde informatie? En wat betekent dit voor de toekomst? Daar gaat deze Q&A over.
Cruciaal beroep
In de eerste weken van de crisis werd sociaal werk toegevoegd aan de lijst met cruciale beroepen. Wat betekent dit voor het vak? Janny Bakker-Klein, voorzitter Raad van Bestuur bij Movisie: ‘Voor het vak zelf is er niet zo heel veel veranderd. Sociaal werk is altijd al cruciaal geweest en dat weten professionals ook wel. Maar het heeft wel een verandering gebracht in hoe de buitenwereld tegen sociaal werk aan kijkt. En het heeft duidelijk gemaakt dat de coronacrisis niet alleen een medische crisis, maar ook een sociale crisis is. Het medische aspect van de crisis was in het begin heel dominant: alles was erop gericht het aantal besmettingen en ziekenhuisopnames terug te dringen. Gaandeweg de eerste golf werden ook de sociale gevolgen van de crisis zichtbaar en daar is van geleerd. Nu wordt ook ingezet op de noodzakelijke sociale aspecten.’
Nieuwe manier van werken
Dat sociaal werk een cruciaal beroep werd genoemd, nam niet weg dat er echt anders gewerkt moest gaan worden. Locaties gingen dicht, groepsactiviteiten konden niet doorgaan, er kwam steeds meer focus te liggen op digitaal werken en de creativiteit van sociaal werkers werd nog meer dan anders aangesproken om het contact met cliënten en buurtbewoners te behouden. Wat kunnen we hiervan leren? Hans Alderliesten, coördinator van het coronadossier van Movisie: ‘De crisis heeft laten zien hoe belangrijk het outreachende karakter van sociaal werk is en dat moeten we absoluut vasthouden. Echt op de mensen afstappen, ze op blijven zoeken. Ze komen, zeker in deze tijd, niet uit zichzelf naar je toe terwijl de hulpvragen er zeker zijn.’ Janny Bakker-Klein vult aan: ‘Veel gemeenten hebben het opbouwwerk de afgelopen jaren wegbezuinigd. Maar we zien nu weer hoe ongelofelijk belangrijk opbouwwerk is. Zo ontstonden er in vele wijken allerlei initiatieven zoals burenhulp, activiteiten, boodschappen voor elkaar doen. En aan de andere kant waren er ook meer kwetsbare wijken waar dit soort initiatieven juist niet van de grond kwamen. In beide gevallen hebben sociaal werkers een enorme rol moeten vervullen om daar waar initiatieven kwamen die te ondersteunen, want er ontstaan toch vragen, of het project wordt te groot, en daar waar de initiatieven niet vanzelf kwamen, was het aan sociaal werkers om te zorgen dat er sociale cohesie ontstond. Dus de kracht vanuit de samenleving laten komen, wat we allemaal altijd gewild hebben, zagen we gebeuren, maar dat lukte pas goed als sociaal werkers gingen duwen en trekken.’
Niet bezuinigen
Bakker-Klein wil daar ook een belangrijke boodschap voor gemeenten aan toevoegen: ga na de crisis alsjeblieft niet (weer) bezuinigen op dit aspect van sociaal werk. ‘Want daar waar een sociale crisis dreigt te ontstaan, heb je die saamhorigheid in buurten en wijken keihard nodig om te zorgen dat niet alles in individuele voorzieningen belandt. Gemeenten zetten vaak in op waar het mis gaat. Maar uiteindelijk red je het niet met alleen brandjes blussen, een samenleving moet zelf sterk zijn, dus er moet focus op het preventieve blijven. Na een crisis volgt vaak een bezuiniging, maar ik denk echt dat we de komende jaren juist moeten investeren in dit vakgebied.’
Meer ruimte voor professional
Verder valt het Bakker-Klein en Alderliesten op dat het tijdens de coronacrisis vooral de bestuurders, beleidsmedewerkers en managers zijn die aan het woord komen en meedenken over de te nemen maatregelen en in te voeren regels. De professionals, die dagelijks met hun voeten in de klei staan en die echt zelf wel weten wat ze wel en niet moeten doen, hoor je bijna niet. En dat moet anders. Bakker-Klein: ‘Professionals werken vanuit vakmanschap, vanuit een intrinsieke motivatie om hun werk goed te doen. Als het management, het systeem of de geldende regels dat in de weg staan, gaan ze proberen daar tussendoor te laveren om te doen wat goed en nodig is. Laten we met elkaar leren van deze crisis dat we veel meer ruimte moeten geven aan die zelfbewuste, reflectieve professionals die echt wel weten hoe ze de goede dingen moeten doen, hoe ze veiligheid en het sociale aspect goed met elkaar combineren.’
Grote slagen maken
Wil ze daarmee zeggen dat professionals zich niet altijd aan de coronamaatregelen zoals het houden van 1,5 meter afstand en het dragen van een mondkapje hoeven te houden? ‘Natuurlijk moeten professionals altijd aan hun eigen veiligheid denken. Maar als een professional vindt dat het nodig is om af en toe een arm om iemand heen te slaan, moet dat gewoon kunnen zonder daar meteen een reprimande voor te krijgen van een leidinggevende. Professionals moeten geen last van de systemen en de regels hebben, de systemen en de regels moeten dienend aan hen zijn. Als management, beleid en uiteindelijk ook de Rijksoverheid meer dienend worden aan de professionals, denk ik dat we hele grote slagen kunnen maken.’
Wat ben ik blij met deze opmerkingen! Want DE les die nu geleerd moet worden is dat de sociaal werkers tot in de haarvaten van de samenleving hun werk doen: voor, door en met bewoners! Wat natuurlijk niet bezuinigd moet worden, maar juist terig moet komen in die gemeenten die het welzijnswerk ‘als sluitpost’ op de begroting plaatsten. De invoering vd WMO heeft helaas de nadruk gelegd op hulpverlening. En dat terwijl de Welzijnswet in deze wet is opgegaan! Wat ik zie is de creativiteit van de profs, de passie om goed te doen, mensen te mobiliseren waar het initiatief niet vanzelf tot leven komt. En dat in samenspraak met vrijwilligersorganisaties, collega’s. Geef inderdaad de ruimte aan profs en zie vliegen!