Door Carolien Stam – Niet de gezinsvoogd is persoonlijk verantwoordelijk, maar het bureau jeugdzorg, waaraan een ondertoezichtstelling (ots) wordt toegewezen, zegt Tom Molenaar van de belangenvereniging voor jeugdwerkers BMJ. Hij wordt daarin gesteund door diverse deskundigen als Wim Slot en Adri van Montfoort.
De gezinsvoogd is wel degelijk juridisch aansprakelijk voor zijn of haar handelen, stelt onderzoekster Zarinka Berkouwer. Juridisch gezien rust er op de gezinsvoogd een zogenoemde voorzienbare zorgplicht. Deze plicht dwingt de gezinsvoogd als het ware tot het zien aankomen van bedreigingen tegen het kind en daarmee tot handelen om die bedreigingen te voorkomen. Tegelijkertijd is er een wettelijke druk om het kind, indien mogelijk, bij de ouders te laten wonen. Dit brengt met zich mee dat een gezinsvoogd risico’s moet nemen. Bij het nemen van risico’s mag van een gezinsvoogd meer voorzichtigheid worden verwacht dan van de gemiddelde mens, aldus de onderzoekster van het Kennis-punt Rechten van de Universiteit Utrecht.
Veiligheid
Hoe ver gaat nu de verantwoordelijkheid van gezinsvoogden? Mag de samenleving verwachten dat gezinsvoogden de veiligheid van de kinderen onder hun hoede voor honderd procent garanderen? Dat is onmogelijk, daarover zijn alle geïnterviewde deskundigen het eens. Te meer omdat het de ouders zijn die schade toebrengen aan het kind. De gezinvoogd houdt toezicht en vraagt aan de rechter om een uithuisplaatsing (uhp) als hij inschat dat de veiligheid van het kind niet gewaarborgd kan worden in het gezin. Maar hoe bepaalt de gezinsvoogd wanneer een kind uit het gezin moet?
Steeds meer wordt gebruik gemaakt van methodieken, risicoanalyses, gezinsplannen en verantwoordingsrapporten voor het handelen van de gezinsvoogd in het gezin. Dan zijn er nog de wachtlijsten, waaraan wordt gewerkt maar die nog steeds niet zijn verdwenen. De druk van de wachtlijsten bepaalt mede de druk van de samenleving op de gezinsvoogd. Hij moet meer kinderen beter begeleiden, maar tegelijkertijd moet zijn caseload, het aantal gezinnen per gezinsvoogd, omlaag. Daar is het zogenoemde Deltaplan anderhalf jaar geleden voor ingevoerd. De caseload moet terug naar zo’n
vijftien gezinnen per gezinsvoogd. Hij moet namelijk meer tijd hebben om aan het gezin aandacht te schenken, dan pas kan hij zijn toezichthoudende taak fatsoenlijk uitoefenen.
Ondertussen loopt het aantal kinderen dat onder toezicht wordt gesteld, dan wel uit huis geplaatst flink op. Dat komt wellicht omdat gezinsvoogden geen enkel risico meer nemen en sneller een uhp aanvragen bij de rechter.
Het komt ook omdat er een autonome stijging is van kinderen in de problemen.
Moegestreden
Veel gezinsvoogden hangen inmiddels hun baan aan de wilgen. Ze zijn moegestreden, voelen een te zware maatschappelijke druk of hebben genoeg van het negatieve imago dat vooral in de media wordt benadrukt. Jonge gezinsvoogden, vers van de opleiding moeten nu multiproblemgezinnen gaan begeleiden en kinderen beschermen. Dat is een te lastige taak, want vooral ervaring – of zoals gezinsvoogd Ria van Asselt het uitdrukt: ‘Kijken, horen, luisteren en voelen’ – bepaalt of je het werk goed kunt doen of niet.
De vraag is nu waar de gezinsvoogd terecht is gekomen na alle commotie, veranderingen in de jeugdzorg en onafgebroken kritiek. Wat heeft een gezinsvoogd nodig om zijn taak – bescherming van kinderen in problemen en begeleiding van het gezin – goed te kunnen uitoefenen? En hoe verhouden professionele ruimte om zelfstandig beslissingen te nemen – op ‘gevoel’ – en de methodische aanpak zich met elkaar? Vier deskundigen geven hun mening.
Dit artikel staat in Zorg + Welzijn Magazine nummer 2, februari 2009.