Het kenniscentrum voor arbeidsmarktbeleid. Zo presenteren de sectorfondsen Zorg en Welzijn zich in hun jaarverslag. In 1990 opgericht, aanvankelijk alleen voor de toenmalige ziekenhuissector, begon het sectorfonds met ruim 1 miljoen gulden. Na dertien jaar en enkele sectoren rijker – onder meer welzijn, geestelijke gezondheidszorg, verpleging en verzorging, gehandicaptenzorg en thuiszorg – is het budget vermenigvuldigd tot 194 miljoen euro. Het overgrote deel van het geld is afkomstig van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Maar niet lang meer, want de minister zet het mes in de sectorfondsen: 33 miljoen in 2004 bezuinigen en 105 miljoen euro in 2005. Daarbovenop komt nog een bezuiniging van het kabinet, waardoor er in 2006 nog 29,5 miljoen euro overblijft voor arbeidsmarktbeleid, opleidingen en werkgelegenheidsbevordering in de zorg- en welzijnssector.
Het effect van deze ‘buitensporige bezuinigingen’ zal desastreus zijn voor de sector, vindt Tim de Jong, voorzitter van het grootste sectorfonds, dat voor de zorg. ‘Instellingen zullen nauwelijks meer investeren in sociaal beleid, in hun menskracht.
Al het beleid dat we in de afgelopen jaren hebben opgebouwd op het gebied van bijvoorbeeld ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheidspreventie, maar ook effectief personeelsbeleid en bij- en nascholing wordt tenietgedaan. Je ziet het nu al: instellingen zijn gefixeerd op de bezuinigingen die hen door het kabinet worden opgelegd. Sociaal personeelsbeleid zakt dan weg in het prioriteitenlijstje. Men is gericht op bezuinigen en productie draaien.’
Uiteindelijk zal volgens De Jong ook de zorg lijden onder de geringe aandacht voor arbeidsmarktbeleid. ‘De steeds verder stijgende vraag naar zorg, de vergrijzing, dat soort ontwikkelingen leiden ertoe dat er steeds meer personeel nodig blijft. We moeten daarom nadenken over andere wijzen van werken in de zorg, over verbetering van de arbeidsproductiviteit. Daar kunnen we nu geen aandacht meer aan besteden. Dus krijgen we de bezuinigingen op termijn keihard terug: door personeelstekorten. En dan kost het weer een hoop tijd en geld om opnieuw te beginnen met het oplossen van de knelpunten.’
De sectorfondsen ontwikkelen instrumenten en projecten die instellingen kunnen gebruiken ten behoeve van hun personeelsvoorziening. Het gaat dan om arbeidsmarkt- en opleidingsbeleid en werkgelegenheidsontwikkeling. Het sectorfonds Zorg en Welzijn biedt bijvoorbeeld de Stimuleringsregeling Integraal Personeelsbeleid (STIP) aan. Die is bedoeld om instellingen te ondersteunen in het maken van een analyse van hun eigen specifieke plaats op de arbeidsmarkt. Aan de hand van die analyse kan een instelling dan maatregelen nemen om knelpunten op het gebied van personeelsbeleid op te lossen. De sectorfondsen financieren ook projecten, zoals Inburgering V & V, dat zich richt op de instroom van allochtonen, of projecten om kinderopvang te stimuleren. Verder geeft het sectorfonds subsidies aan instellingen om trajecten op de rails te zetten. Bijvoorbeeld loopbaanoriëntatie voor zittend personeel of het faciliteren van additioneel werk ID-banen.
Het sectorfonds Zorg en Welzijn biedt zo’n 140 projecten aan, van subsidie voor praktijkbegeleiding van leerlingen tot een instrument voor personeelsplanning in de instelling: Zorgformat. ‘Een belangrijk deel van het geld gaat naar de regionale arbeidsmarktstructuur die we hebben opgebouwd. Die is uniek in Europa,’ zegt De Jong. Werkgevers en werknemers werken in de regio samen in stichtingen om ‘het veld’ te voorzien van ondersteunende projecten voor arbeidsmarktbeleid.
Allemaal mooie en ongetwijfeld lovenswaardige initiatieven. Maar rechtvaardigt dat de exponentiële groei van het budget van de sectorfondsen in dertien jaar? Volgens De Jong wel: ‘De ontwikkelingen in de zorg zijn ook exponentieel. Als de zorgvraag 2,8 procent per jaar toeneemt, dan vergt dat ook een flinke inspanning op het gebied van arbeidsmarktbeleid. Je moet wel de mensen kunnen werven om aan die stijgende zorgvraag te kunnen voldoen.’
Niettemin is het budget de afgelopen jaren niet opgegaan, zo blijkt uit het jaarverslag van de sectorfondsen. Er was dus te veel geld?
‘We hebben niet alles opgemaakt, nee, maar je moet ook geen geld uitgeven als het niet nodig is.’
Heeft het aanbod van zoveel geld de vraag bij instellingen gecreëerd?
‘Misschien, maar al dat geld is niet zomaar ter beschikking gesteld door het ministerie. In 1998 hebben we een convenant voor de zorg afgesloten met als doel het grote tekort aan personeel op de arbeidsmarkt terug te dringen. Daar is ook extra geld voor uitgetrokken. Het terugdringen van de tekorten is voor alle partijen belangrijk. Voor de overheid omdat tekorten wachtlijsten creëren en omdat de zorg in het gedrang komt. Voor de werkgevers omdat ze met te weinig mensen niet de benodigde productie kunnen leveren. Voor de werknemers omdat personeelstekorten leiden tot veel te hoge werkdruk. Ik voorspel dat deze crisissituatie weer ontstaat. Omdat de bezuinigingen op de sectorfondsen ertoe leiden dat het arbeidsmarktbeleid achterblijft. Dan loop je over een paar jaar tegen precies dezelfde problemen aan: personeelstekorten. De draconische bezuinigingen in de welzijnssector kunnen ertoe leiden dat er mensen ontslagen worden. Daar moet je als instelling op een goede manier mee omgaan. Ook dat is arbeidsmarktbeleid.’
Het is opvallend dat VWS dergelijke ingrijpende bezuinigingen oplegt aan een fonds dat ze zelf mede heeft opgezet en dertien jaar lang heeft gefinancierd. In de begroting staat te lezen dat het ministerie van mening is dat ‘specifieke arbeidsmarktbeleid inmiddels is geïmplementeerd in de reguliere bedrijfsvoering en in het arbeidsvoorwaardenbeleid’. VWS meent dat ‘de positie van de zorg- en welzijnssector sterk verbeterd is’ en ‘daarom de beleidsinzet kan worden gereduceerd.’
Het arbeidsmarktbeleid is dus klaar?
‘Dat steekt mij nog het meest, dat ze de verkeerde argumenten gebruiken om te bezuinigen. Het arbeidsmarktbeleid is helemaal niet klaar, maar de politiek heeft er nu even geen last van. Pas als het weer fout gaat, dan krijgen ze last van Kamervragen, van de slechte kwaliteit in de zorg en van te weinig zorg.’
Wat kan het sectorfonds betekenen in tijden van bezuinigingen en ontslagen?
‘Je kunt bijvoorbeeld een aparte organisatie in het leven roepen, waar mensen die uit een instelling moeten afvloeien bij op de loonlijst komen te staan. Op die manier drukken hun loonkosten niet meer op het budget van de instelling. Die organisatie kan dan deze mensen inzetten op plaatsen waar er vraag naar personeel is. Het sectorfonds kan ook een voorziening scheppen die instellingen helpt bij het zoeken naar nieuwe banen voor overcompleet personeel. Of we kunnen expertise opbouwen en ter beschikking stellen aan instellingen over hoe om te gaan met de opgelegde bezuinigingen.’
Als het arbeidsmarktbeleid zo belangrijk is, kan dan aan de CAO-tafel niet een deel van de loonsom afgesproken worden ten behoeve van het sectorfonds?
‘Dat zou misschien kunnen, maar dan moet er wel geld zijn en dat zie ik nog niet. De werkgevers zeggen: ‘Wij hebben geen geld, wij krijgen alleen maar budgetkortingen. Dat vind ik een reëel argument. In de marktsector wordt een percentage van de loonsom afgesproken voor het sectorfonds. Dat is nu wel ter discussie. Maar het is de vraag of je dan af bent van de bemoeizucht van een overheid die zich nu, hypocriet als ze is, in slechte tijden wil terugtrekken. Maar ik ben benieuwd of de politiek dat vol kan houden als er over vier jaar weer grote personeelstekorten zijn die ingrijpende gevolgen hebben op de kwaliteit van de zorg.’