De aangeklaagde professional in deze casus is maatschappelijk werker en werkte in een klein team in een wijkgerichte setting. De klager kwam gedurende twee jaar wekelijks langs bij de werker voor een kop koffie of een telefoontje naar zijn bewindvoerder. De werker fungeerde als een zogenaamd ‘steuncontactpunt’ voor zijn cliënt.
Grenzen van de professionele relatie
Cliënt klaagt in eerste instantie over drie punten. De maatschappelijk werker zou onvoldoende geholpen hebben bij de problemen die de cliënt ervaarde, hij zou seksuele avances hebben gemaakt en hij zou de cliënt geld hebben geboden. Daarnaast zou de werker een aantal jonge katten bij de klager uit huis hebben gehaald. Wat betreft de eerste twee klachten, vindt het college dat daar onvoldoende bewijs voor is. De derde klacht wordt gegrond verklaard. Alhoewel de werker heel duidelijk heeft kunnen maken dat hij in het belang van de klager handelde door hem geld aan te bieden voor eten en de zorg voor de jonge katten over te nemen, is het college van oordeel dat hij daarmee de grenzen van de professionele relatie heeft opgezocht. Dit klachtonderdeel is dus gegrond, maar omdat de werker laat zien ervan te hebben geleerd, wordt er geen maatregel opgelegd.
Tijdens de zitting brengt de klager nog een vierde klachtonderdeel in. Hij heeft op een gegeven moment tegen de maatschappelijk werker gezegd dat hij seropositief is, en dat hij van plan was om zoveel mogelijk mensen te gaan besmetten. In deze tijd van corona een heel relevant thema. Want stel je voor dat je een cliënt hebt die tekenen van besmetting vertoont, maar zich niet veel aantrekt van de richtlijnen van de overheid. Die proestend en niezend naar de winkel gaat en op bezoek gaat bij vrienden en familie.
Informatie delen
De werker in deze casus besluit de informatie over de hiv-status en de bedreiging te delen in het sociaal wijkteam. Dit heeft hij gedaan zonder de cliënt daarover te informeren. De cliënt verwijt de werker het schenden van het recht op privacy. De professional beroept zich bij dit klachtonderdeel op een ‘conflict van plichten’. Aan de ene kant heeft hij de beroepsethische plicht tot geheimhouding, aan de andere kant staan mogelijk levensbelangen op het spel en moeten anderen en de samenleving beschermd worden. De Beroepscode voor de maatschappelijk werker is duidelijk over de plicht tot geheimhouding (art. 10) en over de plicht om toestemming te vragen voor het delen van informatie (art. 11). In artikel 13 wordt de uitzondering op grond van levensbelangen geformuleerd: ‘de maatschappelijk werker handelt buiten medeweten en toestemming van de cliënt als levensbelangen van de cliënt of van anderen ernstig worden bedreigd, of wanneer de cliënt niet in staat is zijn wil ter zake te bepalen. In alle gevallen overlegt hij met beroepsgenoten en/of andere deskundigen en verantwoordt hij zijn handelen tegenover de cliënt.’
Conflicten van plichten komen regelmatig voor en vormen lastige afwegingen voor professionals. Want hoe kun je zorgvuldig beoordelen wanneer het ‘gevaar’ groot genoeg is om de plicht tot geheimhouding te mogen doorbreken?
Beroepsgeheim in het nieuws
Het beroepsgeheim van professionals werd landelijk nieuws in de zaak Thijs H. Hij meldde zich voor (vrijwillige) opname bij een ggz-kliniek in bebloede kleding. Een mogelijke link met de op de nabijgelegen Brunssummerheide gepleegde moorden was snel gelegd. De geneesheer-directeur van de kliniek besloot echter pas melding te maken bij de politie toen H. een paar dagen later de kliniek weer verliet. In de publieke opinie ontstond een discussie over de reikwijdte van de geheimhoudingsplicht. Had de geneesheer-directeur het voorval direct moeten melden bij de politie (aldus de politiebonden)? Of had hij juist gehandeld met de onderbouwing dat zolang H. in de kliniek verbleef, er geen levensbelangen op het spel stonden?
Om professionals – artsen, verpleegkundigen, sociaal werkers – te ondersteunen bij de afwegingen, zijn er verschillende afwegingkaders in omloop. Vragen die je jezelf kunt stellen zijn bijvoorbeeld:
- Welk doel wil ik bereiken met het doorbreken van de zwijgplicht?
- Kan dit doel ook worden bereikt zonder verbreking van de zwijgplicht?
- Is vragen of krijgen van toestemming echt niet mogelijk?
- Hoe zwaar wegen de belangen van de cliënt die hij heeft bij mijn zwijgen/ spreken?
- Als ik besluit te spreken, welke informatie heeft de ander dan echt nodig om de situatie van de cliënt te verbeteren?
(Bron: BPSW factsheet ‘spreken of zwijgen?’)
Het college stelde in eerder genoemde casus vast dat de werker weliswaar een belangenafweging heeft gemaakt, maar dat dit een gebrekkige afweging was. Details over de afweging ontbreken in de gepubliceerde uitspraak, dus we weten niet op welke manier de werker in deze casus de afweging heeft gemaakt. Welke vragen heeft hij zichzelf gesteld? Hoe heeft hij geprobeerd om toestemming te verkrijgen? In de gepubliceerde uitspraak staat dat ‘aangeklaagde ter zitting onvoldoende in staat is gebleken om de stappen die deel uitmaken van een zorgvuldig afwegingsproces in een beroepsethisch dilemma te benoemen en is over zijn afwegingen achteraf niet transparant geweest tegenover klager.’
Geheimhoudingsplicht is niet absoluut
Wat kunnen we hiervan leren? De geheimhoudingsplicht weegt zwaar, maar is niet absoluut. In de Beroepscode staan uitzonderingsgronden. Maar die uitzonderingsgronden mogen niet te licht worden opgevat. Aan het besluit over het al dan niet doorbreken van de zwijgplicht moet een zorgvuldige afweging voorafgaan. En bij het doorbreken van de geheimhouding moet de cliënt op de hoogte worden gebracht, met uitzondering van situaties waarin het informeren van cliënten over het voornemen tot doorbreken van de geheimhouding zelf een risico voor levensbelangen in zich draagt. Ook dat besluit moet weer uiterst zorgvuldig worden genomen door overleg met collega’s en het erbij betrekken van de professionele standaard.
Het college overweegt in deze zaak dat de werker onder de omstandigheden van het geval, te weten de mededeling van klager dat hij seropositief was en zo veel mogelijk mensen zou gaan besmetten, redelijkerwijs kon besluiten de informatie met de wijkagent te delen. Het college neemt – ook al was de afweging gebrekkig – een situatie van ‘overmacht’ aan, en het acht de klacht ongegrond.
Zaaknummer BPSW 18.02T
Deze aflevering is geschreven door Jurja Steenmeijer. Zij is maatschappelijk werker en ethicus. Ze werkt als trainer en adviseur op het terrein van professionalisering en beroepsethiek in het sociaal werk.