Het compensatiebeginsel geeft gemeenten de verplichting om beperkingen te compenseren die iemand ervaart bij het voeren van een huishouden, bij het ontmoeten van mensen of in het vervoer. De gemeente kijkt samen met de cliënt welke voorzieningen en hulpmiddelen nodig zijn om de hindernissen weg te nemen. Het gaat daarbij om hindernissen in-en-om het huis, in het plaatselijk vervoer en in het sociale verkeer. De gemeente is verplicht om invulling te geven aan het compensatiebeginsel. Hoe de gemeente invulling geeft aan het compensatiebeginsel, mag iedere gemeente zelf weten. De gemeente kan bijvoorbeeld een afweging maken tussen individuele voorzieningen (zoals een auto-aanpassing) of collectieve voorzieningen (zoals een belbus). Welke voorzieningen heeft iemand nodig?Bij het bepalen van de voorzieningen die iemand nodig heeft, houdt de gemeente rekening met de situatie en de behoeften van de aanvrager van de voorzieningen. De gemeente kan bij het beoordelen of en welke soort ondersteuning iemand nodig heeft, gebruikmaken van de ICF-classificatie. Indicatiestellers voor de AWBZ gebruiken de ICF-classificatie bij de standaard indicatieprotocollen om te kijken welke voorzieningen er zijn voor elke beperking. Gemeentelijke verordeningGemeenten moeten in hun verordening vastleggen hoe ze het compensatiebeginsel gaan invullen. Om het gemeenten makkelijker te maken zal de VNG een modelverordening opstellen voor gemeenten, waarin het compensatiebeginsel nader wordt geoperationaliseerd. Hierbij houdt de VNG rekening met de ervaringen uit de Wet voorziening gehandicapten. De modelverordening is naar verwachting in april 2006 beschikbaar.
Wat is het compensatiebeginsel?
In het wetsvoorstel Wmo is sprake van een compensatiebeginsel. Wat houdt dat beginsel in?