‘Het is de vraag of het slechter gaat met de huidige jeugd dan vroeger’, zegt Marloes Kleinjan. Zij is hoogleraar mentale gezondheidsbevordering jeugd aan de Universiteit Utrecht en onderzoeker bij het Trimbos-instituut. Ze heeft meegewerkt aan de factsheet “Mentale gezondheid van jongeren: enkele cijfers en ervaringen” van Trimbos-instituut, RIVM en Amsterdam UMC. Daaruit blijkt dat de psychische ongezondheid van jongeren de afgelopen 10 jaar is gestegen van 7 procent naar 8 procent. ‘Daaraan kan deels ten grondslag liggen dat het stigma op psychische problemen is afgenomen’, zegt Kleinjan, ‘en dat er gewoon meer aandacht is voor psychisch welzijn. Maar we weten het eigenlijk niet.’
Er is meer psychisch onbehagen bij kinderen en jongeren, maar ze zijn wel het meest gelukkig in Europa. Hoe kan dat?
‘Je kunt ook psychische problemen hebben en gelukkig zijn, of andersom. Het meemaken van een sombere periode betekent niet dat je geen gelukkig leven hebt. Het gaat mis als er tegenover somberheid geen gevoelens van geluk mogelijk zijn. In Nederland krijgt 43 procent van de bevolking een psychische aandoening in zijn leven. Uit onderzoek blijkt dat de meeste mensen een soort eigen basis geluksgevoel hebben. Er kan iets gebeuren waardoor je tijdelijk sombere gevoelens hebt, maar dat je later weer terugveert naar het basisgeluksgevoel. Maar er komen uit het onderwijs en van hulpverleners wel signalen dat zij meer kinderen zien die problemen hebben.
Ik heb in mijn onderzoek gevraagd aan jongeren wat hen gelukkig maakt. Zij ervaren veel vrijheid, en hebben goede relaties met ouders en vrienden. De jongeren die beneden gemiddeld scoren komen vaak uit gebroken gezinnen, hebben ouders met psychische of verslavingsproblemen en het zijn ook vaker jongeren met een migratieachtergrond.
Medicalisering
Er is veel aandacht voor de problemen die prestatiedruk en social media teweeg brengen onder jongeren. Promovendus Bert Wienen wijst op de nadruk op medicalisering in plaats van dat wordt gekeken naar context waarin jongeren zitten, zoals het onderwijssysteem. Wienen: ‘Steeds meer kinderen in het regulier onderwijs krijgen psychische hulp of medicatie vanwege adhd, angst of depressie. Onderzoeker Bert Wienen vindt die stijging zorgelijk: ‘Kijk niet alleen naar het kind, maar ook naar de onderwijscontext’, betoogt Wienen in zijn promotieonderzoek.
Is er sprake van over-diagnostisering?
Kleinjan: ‘Weet ik niet. Vanuit een onderzoeksblik is het onwaarschijnlijk dat er in enkele jaren heel veel meer kinderen adhd of depressie hebben. Die stijging kan ook te maken hebben met dat leraren meer aandacht hebben voor psychische problemen. Of dat ouders meer alert zijn en eerder zoeken naar een oorzaak voor eventuele problemen. Ik ben het eens met Bert Wienen, dat er ook naar de context te kijken waarin jongeren leven. Dus naar het onderwijs, naar de hulpverlening en naar de leefomstandigheden in de wijk. We moeten ervoor waken dat er jongeren in de hulpverlening terecht komen als dat niet hoeft.’
In uw oratie vorig jaar zei u dat er nog te weinig aandacht is voor preventie om de psychische gezondheid van jongeren te verbeteren. Wat kan beter?
‘Er is zijn diverse preventieprogramma’s om kinderen en jongeren te helpen om te gaan met negatieve gevoelens en emoties. Op school en in de wijken, bijvoorbeeld hulpprogramma’s voor kinderen in multiprobleemgezinnen. Maar voor veel programma’s geldt dat niet duidelijk is of ze ook effectief zijn. Daar moet meer aandacht aan worden besteed, zodat gericht ingezet kan worden op effectieve programma’s voor scholen, wijken en voor de jeugdgezondheidszorg. Daarnaast is het echt nodig dat hulpverleners beter met elkaar in contact zijn en samenwerken. Ik vind het initiatief Rondom Jong mooi. Dat is een wegwijzer voor professionals om de samenwerking rondom depressiepreventie bij jongeren te verbeteren.
We hebben nog niet helemaal in kaart wat de verschillende oorzaken zijn voor een slechtere mentale gezondheid van jongeren. Daarom moet er vervolgonderzoek komen om te inventariseren wat er al ligt aan onderzoeksresultaten, naar wat we nog moeten weten om de mentale gezondheid van jongeren te verbeteren en wat we eraan kunnen doen. Ik werk mee aan een door Unicef gefinancierd onderzoek: “Geluk onder druk” naar het welzijn van de jeugd in Nederland. Daarin komen onder andere factoren als stress, hoop, optimisme en veerkracht aan de orde. Ik hoop dat we daarmee meer handvatten krijgen om op voort te borduren.’
Wat kunnen hulpverleners doen om de mentale gezondheid van de jeugd te verbeteren?
‘Alert zijn als er iets verandert bij een kind. Luisteren naar wat jongeren zeggen en zelf willen, niet te snel doorverwijzen. En goed contact houden met andere hulpverleners. Luisteren naar jongeren is echt een thema in de hulpverlening. Wij horen ook terug van jongeren dat ze heel veel gezichten zien, dat er een soort moeheid optreedt om hulp te zoeken bij al die verschillende hulpverleners en instanties. Jongeren zeggen: “Ik kan geen band opbouwen met tien verschillende hulpverleners, ik heb die band wel nodig om te kunnen praten over mijn leven.” In de jeugdzorg zou het goed zijn dat één hulpverlener de regie pakt en de zorg rondom de jongere heen organiseert.’
Je kunt hier de factsheet ‘Mentale gezondheid jongeren’ downloaden>>