‘De transitie van de jeugd-ggz naar gemeenten speelt wel een rol in de wachttijden,’ zegt Hans Van Andel, directeur en kinder- en jeugdpsychiater in de jeugd-ggz. Gemeenten hebben een vast budget, dat kan aan het eind van het jaar op zijn, terwijl er nog kinderen wachten op hulp. ‘Maar er is meer aan de hand,’ zegt Van Andel. ‘We krijgen meer complexere situaties binnen. Tegelijk moeten we niet vergeten dat er vóór de transitie in 2015 ook al een wachtlijst was.
Bezuinigingen
Dat spanningsveld tussen vraag en aanbod is er altijd geweest en dat kunnen we niet één op één op het conto van de gemeenten schrijven, vindt Van Andel. Hij wijst er wel op dat de bezuinigingen in sommige regio’s oplopen naar 10 tot 15 % sinds de invoering van de jeugdwet. ‘We willen samen met de gemeenten naar oplossingen zoeken. Maar ik ben bang dat onze oplossingen het tempo van de bezuinigingen niet kunnen bijbenen en dat zal gevolgen hebben voor de kwaliteit van de zorg.’
Hoe vang je als ggz-organisatie de wachtlijsten op?
‘Door patiënten in te delen op de ernst van de problematiek. Degene met grote urgentie kan dan voorrang krijgen. En daarnaast door het bieden van overbruggingshulp zoals e-health modules of kortdurende hulp via maatschappelijk werk of welzijnswerk.’ Van Andel benadrukt het belang om dergelijke oplossingen te overleggen met de gemeenten. ‘Gemeenten willen net als wij dat kinderen de hulp krijgen die nodig is,’ stelt hij. ‘Ik weet dat jeugd-ggz maar een klein onderdeel is van de jeugdhulp. Maar het is wel een essentieel onderdeel en het staat onder grote druk.’ Van Andel vindt het niet helpen om te zwarte pieten over of de bal ligt bij gemeenten of bij het rijk. ‘Wij willen juist zoeken naar de mogelijkheden in samenspraak met de gemeenten. Ook met het doel om de kinderpsychiatrie te behouden als behandelvorm. Juist omdat het gaat om kinderen en gezinnen met soms zeer ernstige problematiek.’
Worden ggz-professionals niet moedeloos van de schrijnende situaties door de wachtlijsten?
‘Professionals willen de beste zorg bieden die mogelijk is. Wachtlijsten zijn dan frustrerend. Zeker als je bedenkt dat we daarnaast ook te maken hebben met een tekort aan gespecialiseerde professionals. Dat was voor de transitie ook al zo, maar het wordt er niet beter op. Om dat op te lossen hebben we ruimte nodig in de voorschriften over welke functies nodig zijn om zorg te kunnen bieden.’ Van Andel waarschuwt: ‘Voor de professionals zijn de wachtlijsten een onderdeel van een geheel van soms lastige omstandigheden. Maar als hun geduld en energie op is, zullen zij misschien het veld verlaten.’
Hoe kunnen de professionals ervoor zorgen dat de kwaliteit van zorg in stand blijft?
Volgend jaar wordt in een aantal regio’s gestart met aanbestedingen voor de jeugd ggz. Van Andel kijkt daar met zorg naar: ‘Natuurlijk gaat het bij aanbestedingen om geld, maar we hopen ook dat gemeenten duidelijke parameters meeneemt bij hun keuze, die de kwaliteit en effecten van zorg bepalen.’ Het gaat er volgens Van Andel niet om dat je als aanbieder een gemeente op korte termijn uit de problemen kan helpen, ‘Als je nu kiest voor te makkelijke en goedkope oplossingen, heb je een grote kans op terugkerende en verergerde problematiek voor de cliënt en op termijn dus hogere zorgkosten voor de gemeente.’
Wat is het verschil in zorg met twee jaar geleden, de “oude” Jeugd ggz?
Van Andel: ‘In de oude jeugd-ggz had een kind recht op zorg. De Jeugdwet, waar de jeugd ggz nu onder valt, gaat niet uit van het recht op zorg, maar van de plicht van de gemeente om “adequate hulp” te bieden. Een gemeente kan nu ook iets anders kan regelen voor hetzelfde kind in dezelfde situatie. De grote meerwaarde van de nieuwe jeugdwet vind ik dat dat er gekeken wordt naar de brede context van het kind. Zo kunnen er andere en wellicht duurzamere oplossingen gevonden worden dicht bij het kind.’