Door Eric de Kluis – ‘Goedemiddag meneer. Ik ben van de Voedselbank,’ zegt
Joost de Jager tegen een grote plant in het midden van de kamer, die nu even een
denkbeeldige bestuurder van de Rabobank voorstelt.
‘Ik zou graag eens met u van gedachte willen wisselen over samenwerking.
Wij hebben geld nodig om de voedselbank draaiende te kunnen houden. Als de
Rabobank ons daarbij sponsort, levert dat uw bank een sociaal gezicht op.
Daarbij heeft u een goed netwerk op het platteland en wij in de steden. Daar
kunnen we samen vast wel iets mee. Kunnen wij een keer een afspraak
maken?’
De oefening heet The Elevator Pitch. De bedoeling is dat de deelnemers
aan de training Goede Zaken contact weten te leggen en zich kunnen presenteren
in de tijd dat de lift erover doet om van de begane grond naar de twaalfde
verdieping te komen, ongeveer twintig seconden. Want dat is dikwijls de tijd die
je in de praktijk hebt, tijdens een borrel, een netwerkbijeenkomst of –
inderdaad – in de lift.
Cursusleider Henk Kinds vindt de lengte van de presentatie goed. Maar de
inhoud laat te wensen over. ‘Je benoemt te weinig wat je van de sponsor verwacht
en wat je zelf hebt te bieden. Voor een netwerk in de steden is de Rabobank echt
niet afhankelijk van de Voedselbank. Je vraagt alleen om geld, maar je maakt
niet duidelijk wat je met dat geld wilt doen.’
Weinig contactDe cursus Goede Zaken, kansen voor
commercieel en ideëel, is opgezet door de Stichting DOEN samen met Community
Partnership Consultants. Stichting DOEN wil met de cursus maatschappelijke
instellingen leren hoe ze partnerschappen kunnen aangaan met het bedrijfsleven.
Idriss Nor, programma-manager Welzijn van Doen: ‘Allerlei maatschappelijke
organisaties zijn vol enthousiasme bezig met het realiseren van hun ideeën. Maar
partnerschappen met het bedrijfsleven komen nog maar heel mondjesmaat tot stand.
Dat is jammer, want bedrijven kunnen een waardevolle bijdrage leveren aan
projecten en organisaties.’
Onbekendheid met het bedrijfsleven is het grootste probleem, vindt Nor. ‘We
hebben een aantal organisaties gevraagd waarom zij zo weinig contact hebben met
het bedrijfsleven. De meeste gaven aan dat ze wel gehoord hadden van
‘maatschappelijk betrokken ondernemen’ maar dat ze simpelweg niet weten hoe ze
het moeten aanpakken. Hoe benader je een bedrijf? Hoe houd je een relatie in
stand? Dat willen we ze leren met deze training.’
De instellingen die aan de training deelnemen zijn daarvoor door Stichting
Doen benaderd. Ze hoeven er niet voor te betalen. De deelnemers vormen een bonte
verzameling van maatschappelijke organisaties, zoals De stichting Faria Clowns,
een soort cliniclowns voor ouderen, vooral dementerenden, de stichting Dupla,
die huifbedpaardrijden voor meervoudig gehandicapte kinderen verzorgd en de
stichting Dansvak project LEF, die ieder jaar een dansproject voor
achterstandskinderen organiseert.
In totaal nemen twaalf instellingen deel aan deze cursus in Amsterdam.
Tegelijkertijd wordt de cursus ook gehouden in Amersfoort en Tilburg. Op 8 juni
sluit de cursus officieel af met een grote bijeenkomst, waarop alle deelnemers
vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven uitnodigen om kennis te maken met hun
project.
De stichting Dupla heeft al wat meer ervaring met sponsors. Dat moet ook
wel, zeker nu er een eigen manage voor het huifbedpaardrijden wordt gebouwd.
Kosten twee miljoen euro. De cursisten zijn gevraagd een lijstje op te stellen
met mogelijke sponsors die zij voor ogen hebben.
‘We denken vooral aan bedrijven in de omgeving,’ zegt Henny Bas van Dupla.
‘Die zouden misschien voor de bestrating en de groenvoorziening kunnen zorgen.
We hebben al heel veel bedrijven die in het verleden dingen voor ons hebben
gedaan. Maar die willen we nu niet benaderen, want je moet ze niet
overvragen.’
‘Maar je moet ze zeker niet passeren,’ interrumpeert cursusleider
Kinds. ‘Het is heel vervelend voor die sponsors als er straks een mooie, nieuwe
manege staat en je oude sponsors hebben niet de kans gehad daaraan mee te doen.
Die zien daar allemaal nieuwe namen op staan en balen daar misschien wel van.
Waarom maak je geen lijst met alle werkzaamheden die er nog moeten plaatsvinden.
Bedrijven kunnen daar dan op intekenen.’
‘Ik vind het wel een nadeel dat je steeds alles uit je eigen netwerk moet
halen,’ zegt de Dupla-medewerkster. Het zijn toch mensen die je kent.’‘Dat
is juist perfect,’ zegt Kinds. Gebruik je netwerk!’
ErvaringsmomentDat is ook de insteek van Ester
Hofstede, directeur van Samen voor Zeist, een stichting die bedrijven stimuleert
om zich in de zetten voor maatschappelijke organisaties in Zeist. ‘Vraag aan je
vrijwilligers waar ze werken, in welk netwerk ze zitten. Daar zitten
ongetwijfeld bedrijven tussen. Dan heb je een ingang.’
Bij de aanpak van Samen voor Zeist is geld taboe. ‘Veel stichtingen die
op zoek gaan naar sponsors denken in eerste instantie alleen maar aan geld. Maar
ze moeten zich eerst afvragen wat ze nodig hebben van bedrijven. In mijn
ervaring komt geld er pas als er vertrouwen en betrokkenheid is. Eerst laat je
zien waar je voor staat. Dan laat je bedrijven met je meedenken.’
De directeur haalt het voorbeeld aan van de manege Dupla, waar in het kader
van Make-a-difference-day commercieel medewerkers van Heinz de ijzeren
balustrades gingen poetsen. ‘Leuk hoor, maar is dat het beste wat je uit ze kunt
halen? We hebben ze toen gevraagd of ze iets beters konden bedenken. Ze kwamen
met het idee om de paarden te laten sponsoren door verschillende bedrijven.
Binnen een mum van tijd hadden alle paarden voor drie jaar een
sponsor.’
‘Het is ook belangrijk dat je begint met een ervaringsmoment,’ zegt
Hofstede. ‘Als een kind bijvoorbeeld een directeur een rondleiding geeft door
een kindercentrum en samen iets met hem schildert. Dat brengt een gevoel van
betrokkenheid teweeg.’
Een andere manier om betrokkenheid te organiseren is de mensen een functie
te geven in de organisatie, stelt Hofstede. Haar eigen bedrijf Samen voor Zeist
is een eenmansbedrijf. ‘Maar ik heb een bestuur van allemaal mensen uit het
bedrijfsleven. Dat staat weer leuk op hun CV. En ik heb twee ambassadeurs,
waaronder de burgemeester van Zeist.’
‘Daarnaast is er een Raad van Advies, waarin onder meer de wethouder,
vertegenwoordigers van banken, een directeur van een woonzorginstelling. Ik
lunch met die mensen, ze geven me advies, (lachend) dat ik lang niet altijd
opvolg. Maar via al deze mensen heb ik een heel groot netwerk met bedrijven en
organisaties in Zeist.’
De cursus is ten einde. Alleen de grote bijeenkomst op 8 juni staat nog
voor de deur. Cursusleider Kinds vat het geleerde nog even kort samen: ‘Sta de
bedrijven te woord uit kracht, uit gelijkwaardigheid. Zij hebben wat te bieden,
jij ook. Benader de bedrijven niet met een beroep op medelijden: help ons,
anders gaan we failliet.’
‘Maar maak wel duidelijk dat ze het verschil kunnen uitmaken. Dat dankzij
hun steun zoveel meer ouderen, kinderen of zieken bereikt zijn. Jullie hebben
stuk voor stuk prachtige organisaties waar veel bedrijven zich mee willen
profileren.’