In 2006, aan het einde van de volgende
kabinetsperiode, moet er een heldere, interdepartementale beleidsvisie over de
sociale infrastructuur liggen. Daarin zijn tevens een aantal sociale
kwaliteitsnormen opgenomen. De beleidsterreinen wonen, ruimtelijke ordening,
zorg, (jeugd)criminaliteit, onderwijs en educatie, maatschappelijke
participatie, leefbaarheid en veiligheid, integratie en economie hebben immers
alle een welzijnscomponent. Daarom hebben in 2006 in elk geval de ministeries
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, OC&W, Justitie, Binnenlandse Zaken,
Economische Zaken en VROM een welzijnsparagraaf, waarin zij hun welzijnsbeleid
vastleggen. Dat geldt ook voor Volksgezondheid bij VWS. Dit ministerie neemt
tevens de coördinatie van het interdepartementale welzijnsbeleid op zich. VWS
heeft dan voldoende bevoegdheden en middelen om deze coördinatie voortvarend ter
hand te nemen.
Toekomstbeeld
Iedere burger heeft recht op diverse vormen van maatschappelijke
participatie. Zo hebben overal in het land burgers op loop- of fietsafstand een
laagdrempelig wijkcentrum of buurthuis waar ze terechtkunnen voor recreatie en
ontmoeting, voor hulp en informatie op uiteenlopende terreinen en met vragen en
problemen die onder meer betrekking kunnen hebben op hun leefomgeving. In de ene
wijk of gemeente kan het gaan om een cluster van zorg- en welzijnsvoorzieningen,
in de andere is dat een brede school of een multifunctioneel wijkcentrum, dat
als hart van die wijk of gemeente functioneert. Ze hebben laagdrempelige
informatiepunten, die de toegankelijkheid van deze centra versterken. De in deze
centra ondergebrachte voorzieningen en de organisaties maken gebruik van elkaars
faciliteiten, zorgen voor een samenhangend aanbod en versterken elkaars
functies. Het zijn duidelijk herkenbare voorzieningen die verankerd zijn in de
wijk.
Op basis van offertes sluit de gemeente met welzijnsorganisaties en andere
instellingen zo concreet mogelijke contracten af over de bijdragen die zij
leveren aan de bevordering van de sociale kwaliteit. Niet alleen de prijs, maar
ook de kwaliteit van de diensten van de instellingen is doorslaggevend. De
diensten en producten van de welzijnsorganisaties voldoen aan landelijk
vastgestelde kwaliteitsnormen, zodat hun prestaties onderling vergelijkbaar
zijn. Welzijnsorganisaties zijn maatschappelijke ondernemingen, die actief
inzetten op de vraag van overheid, burgers en partners in sociaal beleid. De
welzijnsonderneming gaat voor de maatschappelijke winst en kan zijn sociale
kapitaal zelfbewust in beeld brengen. Dat kapitaal bestaat onder meer uit
professionele kennis van de leefwereld en de kwaliteiten van bewoners van de
wijken. Maar het wordt ook gevormd door zowel de goodwill van
samenwerkingsrelaties en afnemers als de potentie grote groepen vrijwilligers te
mobiliseren en te ondersteunen die bereid zijn zich in te spannen voor de
veiligheid hun buurt, hun buren of buurtgenoten.
Welzijn versterkt
De hierboven omschreven situatie moet het resultaat zijn van het
traject Welzijn Versterkt, dat de VOG, het NIZW, de Vereniging van
Steunorganisaties Welzijn (VSW) en de Vereniging van Directeuren van lokale
Welzijnsorganisaties (Verdiwel) in samenwerking met de Directie Sociaal Beleid
van het ministerie van VWS in gang hebben gezet. Bij lokaal sociaal beleid, de
versterking van de sociale infrastructuur en bij andere belangrijke
beleidsterreinen is de welzijnssector landelijk nog onvoldoende duidelijk in
beeld. De sector wil zichzelf versterken om op die manier beter te kunnen werken
aan de versterking van de sociale infrastructuur.
Maar wat ‘versterkt’ welzijn nu eigenlijk? Of wat versterkt ze nu niet wat
ze wel zou moeten doen? Welzijn versterkt niet in alle gemeenten op dezelfde
terreinen, maar toch heeft de sector nu al een stevige inbreng bij leefbaarheid
en veiligheid, activering en participatie, onderwijs, diversiteit en zorg.
Wat betreft leefbaarheid versterkt het welzijnswerk de betrokkenheid
van bewoners bij hun wijk. Het organiseert en ondersteunt zeggenschap van en
zorg voor bewoners bij ingrijpende veranderingen als herstructureringsoperaties
en de ontwikkeling van Vinex-locaties. Het welzijnswerk legt contact met
bewoners die niet participeren. Het organiseert activiteiten in de wijk met de
verschillende bevolkingsgroepen, biedt informatie en advies en bemiddelt in
conflictsituaties. Welzijnswerk versterkt het gevoel van veiligheid door contact
tot stand te brengen tussen mensen die zich onveilig voelen. Het brengt bewoners
en instanties die daarin een taak hebben met elkaar in contact. Bovendien
organiseert het contacten tussen groepen die elkaar gevoelens van onveiligheid
bezorgen.
Wat betreft activering en participatie zoekt welzijn contact met mensen die
buiten de maatschappij staan om samen met hen na te gaan welke oorzaken daaraan
ten grondslag liggen. Het zoekt naar hun sterke kanten en talenten en biedt de
voorwaarden om hiermee iets te doen. Welzijnswerk stimuleert de deelname van
kwetsbare groepen aan vrijetijdsbesteding, educatie, vrijwilligerswerk en werk.
Welzijnswerk activeert mensen die het goed hebben tot maatschappelijke
participatie en vrijwilligerswerk voor hun medemens. Welzijnswerk voorkomt dat
mensen vereenzamen door ziekte, handicap of ouderdom door hen aan te spreken op
de capaciteiten die zij wel hebben en stimuleert hen om deze te gebruiken.
Ook in de zorg is het welzijnswerk steeds meer actief. Ze versterkt het
welbevinden van mensen die van zorg afhankelijk zijn door activiteiten voor
vrije tijd, zingeving en ontmoeting te organiseren. Het biedt hun mogelijkheden
om in de lokale samenleving op uiteenlopende manieren te participeren. Het
welzijnswerk organiseert netwerken van vrijwilligers die zorgafhankelijke
bewoners ondersteunen bij hun maatschappelijke participatie. Kort gezegd: het
welzijnswerk versterkt de kwaliteit van het leven van alledag van mensen in de
samenleving. Niet elke welzijnsorganisatie voorziet in al deze diensten. Per
gemeente is het assortiment van diensten en arrangementen verschillend en
afhankelijk wat lokaal gevraagd wordt en welke andere organisaties actief zijn.
In 2006 zal elke welzijnsorganisatie op alle genoemde terreinen de dan gestelde
vragen adequaat kunnen beantwoorden, vaak door coalities aan te gaan met andere
sectoren en organisaties. Dan kan elke burger in elke Nederlandse gemeente
aanspraak maken op elk van deze diensten.
Uitdagingen
Voor het zover is, zal er echter nog heel wat water door de Rijn lopen.
Tijdens de regionale conferenties, die voorafgingen aan het maken van de
toekomstagenda, bleek dat de sector nog voor aardig wat uitdagingen staat. Zo
werd geconstateerd dat er een gat is tussen het jongerenwerk en de aanpak van
jongerenoverlast en -criminaliteit door de politie. Er zijn welzijnsorganisaties
die risicojongeren een te lastige doelgroep vinden. Soms richt de politie zich
dan op deze groep, maar haar ‘repressieve aanpak’ schiet altijd te kort. De
politie heeft de agogische aanpak van het jongerenwerk nodig. Om te voorkomen
dat probleemjongeren afglijden naar steeds ernstiger vormen van criminaliteit is
een sluitende aanpak voor risicojongeren nodig, waarbij ook het onderwijs een
onmisbare partner is.
Steeds meer kwetsbare groepen mensen wonen niet langer in een tehuis
dat hen zorg en bescherming garandeert, maar in de wijk. De functies wonen en
zorg zijn voor de meeste van deze doelgroepen redelijk tot goed geregeld, maar
bij de functie welzijn is dat niet het geval. De welzijnssector speelt
onvoldoende in op de vermaatschappelijking van de zorg. In toenemende mate
springen woningcorporaties, verzorgingshuizen en thuiszorginstelligen in dit gat
van de welzijnsmarkt, maar hun aanbod beperkt zich over het algemeen tot diverse
vormen van dienstverlening. Maatschappelijke participatie is daar gewoonlijk
niet bij. Juist voor deze groepen is maatschappelijke participatie erg
belangrijk en zijn het bij uitstek welzijnsorganisaties die deze functie goed
kunnen uitvoeren. Lokale overheden, welzijnsorganisaties en eventuele
partnerorganisaties zouden ervoor moeten zorgen dat deze kwetsbare burgers
kunnen profiteren van een volwaardig pakket aan welzijnsdiensten, zodat ze in
hun eigen woningen en in hun eigen buurt een zo plezierig en zinvol mogelijk
bestaan kunnen leiden.
In de Vinexwijken Leidsche Rijn en IJburg worden de voorzieningen voor
onderwijs, opvang en vrije tijd vanaf het begin aan elkaar worden gekoppeld door
hen samen te brengen in nieuwe gebouwen. Maar het fysiek samenbrengen is nog
geen garantie voor daadwerkelijke samenwerking. De sectoren onderwijs, vrije
tijd, welzijnswerk en zorg moeten zich door een woud van regelgeving en
verschillende beleidsafdelingen heen vechten om dat tot stand te brengen. Een
heldere regie vanuit de lokale overheid is hard nodig, om veelzijdige
voorzieningen te vormen die op de meest uiteenlopende vragen goede antwoorden
weet te geven.
Niet vrijblijvend
De formateurs van het nieuwe kabinet krijgen van de welzijnssector de
toekomstagenda Welzijn 2002 tot 2006 aangeboden, evenals de nieuw te vormen
colleges van B en W en de provinciebesturen. Zij zullen uit de agenda kunnen
vernemen wat de sector de komende jaren van zichzelf eist, maar ook welke rol de
verschillende overheden daarin moeten vervullen. De initiatiefnemers van Welzijn
Versterkt beschouwen de toekomstagenda niet als iets vrijblijvends. Van een de
overheid verwachten ze hetzelfde.
Paul Vlaar is senior medewerker het Centrum Professionalisering
Zorg en Welzijn NIZW Kees Neefjes is beleidssecretaris van
Verdiwel