‘Meldplicht, meldrecht, meldcode, het zijn termen die weinig zin hebben. De
boodschap is dat een hulpverlener zich anders moet gedragen als het gaat om het
beroepsgeheim. De motivatie om een zaak te melden is niet afhankelijk van deze
termen. Sterker, een hulpverlener moet zichzelf verantwoordelijk voelen en
vandaar -uit actie ondernemen. Als dat niet in je zit, heb je het verkeerde vak
gekozen.’
Wilma Duijst, arts en vorig jaar gepromoveerd op het onderwerp
‘beroepsgeheim’, is heel stellig. Er is nog geen meldplicht in de zorgsector,
maar het zou volgens haar ook weinig verschil maken als die er wel zou zijn.
‘Elk normaal mens meldt vreselijke toestanden die hij tegenkomt. Daar heeft
een plicht niets mee van doen. Wat gebeurt er als je de plicht niet nakomt? Daar
is niets voor geregeld. Een meldplicht werkt alleen als er een goed systeem
achter zit.’
Zwart of witHet beroepsgeheim is niet simpelweg zwart
of wit, maar er zijn grijze schemergebieden. Duijst constateert dat er te weinig
kennis is bij hulpverleners over het onderwerp. Ervaring en kennis zouden er
juist voor moeten zorgen dat er goed omgegaan wordt met het beroepsgeheim.
‘De afweging om een misstand te melden of niet is een persoonlijke keuze.
Als je het fout doet, komt de zaak bij de tuchtraad. Dat wil niemand, dat speelt
zeker in het achterhoofd mee als een hulpverlener zo’n beslissing moet nemen.
Daarom is het zo belangrijk dat er in de opleiding al aandacht aan wordt
besteed: wat kan wel en wat kan niet?’
Hoe meer casussen je meegemaakt hebt, hoe beter je
beslissingen kunt nemen. ‘Er zijn vaak te veel symptomen die in een grijs gebied
hangen, dus het is altijd moeilijk om de grens te bepalen.’ Daarom pleit Duijst
ervoor dat elke organisatie één persoon aanwijst die alle casussen voorbij ziet
komen. ‘Bij elk twijfelgeval kun je met die persoon overleggen. Sowieso ben ik
voorstander van veel overleg tussen collega’s, desnoods anoniem.’
Sinds 1 januari van dit jaar dient elke organisatie een protocol te hebben
waarin duidelijk staat benoemd wat de meldplicht inhoudt, en wat wel en niet
kan. Duijst verwacht er veel van, ook al kan ze na driekwart jaar nog geen
resultaten noemen. Duidelijkheid lijkt een belangrijk begrip.
‘Hulpverleners hebben daar behoefte aan, anders durven ze geen beslissingen
te nemen. Daarom moet elk team een ‘spin in het web’ hebben die de knoop kan
doorhakken bij het doorbreken van het beroepsgeheim. Anders gebeurt er te vaak
niets. Heel veel grijs kan namelijk ook zwart worden.’
Freke van Rooijmedewerkster instelling voor
verstandelijk gehandicapten
‘Een bewoner maakte eens trammelant op de dagbesteding. Zijn woonafdeling
werd gebeld en ik moest vertellen wat er aan de hand was met hem. Ik wist dat
hij niet lekker in zijn vel zat, omdat hij ruzie had gehad met een medebewoner.
Dat kun je dus niet zeggen tegen een extern persoon als de cliënt dat zelf niet
wil. Ik heb niet meer gezegd dan ‘ja, er speelt iets’ en ‘we bespreken het
hier’.
In zo’n situatie overleg ik met een leidinggevende, want ik mag sowieso
geen eindverantwoordelijkheid nemen. Informatie over hoe met het beroepsgeheim
om te gaan is nauwelijks te vinden. In de cao staat summier iets beschreven,
maar niet eens wat het inhoudt.
Ik denk dat er een protocol is, maar niemand vraagt ernaar. Het wordt ook
niet specifiek genoemd bij bijvoorbeeld de aanstelling van een nieuwe
medewerker.
Het heeft misschien met de doelgroep te maken, maar wij hebben hier weinig
met dit soort dilemma’s te maken. Vaak is het vanzelfsprekend dat je niks
vertelt over de cliënten. Ik kan me één dilemma herinneren: wat vertel je tegen
de ouders van alle bewoners als er een bewoner ongewenst bij de buurvrouw wordt
aangetroffen?
We hebben met het team overlegd en besloten met toestemming van de ouders
van de betrokken cliënt de rest in te lichten. We hebben geen naam genoemd,
gezegd dat hij op een andere kamer was en dat wij actie hebben ondernomen. Je
wilt in dit soort gevallen de cliënten beschermen, maar de groep ouders is zo
hecht dat zo’n verhaal heel snel rond is. Dat speelt ook mee in de afweging.
Eigenlijk is het één grote familie, dat maakt het moeilijker om niets te
zeggen.’
Jacqueline Bultgezinsvoogd bij Bureau Jeugdzorg
Overijssel
‘We weten precies wat wel en niet kan als het om beroepsgeheim gaat. Met
het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, de Raad voor de Kinderbescherming en
het onderwijs kunnen we over cliënten praten, met andere instanties niet. Dat
staat duidelijk omschreven in een privacyreglement en elke gezinsvoogd
wordt daarin geschoold.
Krijg je met een dilemma te maken, dan heb je een praktijkleider met wie je
de zaak kunt bespreken. Dat is sowieso een goed systeem, omdat je niet in je
eentje moeilijke beslissingen kunt nemen.
Natuurlijk is er een grijs gebied. Wat doe je met de informatieplicht naar
ouders toe? Ik heb eens een onder toezicht gesteld kind gehad wiens afwezige
vader ineens weer in beeld kwam. Wat vertel je zo’n man wel en niet?
Uiteindelijk hebben we besloten om informatie te geven over zijn kind, maar niet
over de moeder.
Transparant werken is de beste manier van omgaan met het
beroepsgeheim. Ik vertel mijn cliënten in principe altijd wanneer ik met anderen
over hen praat of hulp inroep van derden. Ze moeten niet het gevoel krijgen dat
er achter hun rug om gesproken wordt, wantrouwen hebben ze vaak al
genoeg.
Het belang van het kind staat altijd voorop. Ik geef geen informatie aan de
huisarts. Maar als een moeder dringend psychiatrische hulp nodig heeft en het
kind daaronder lijdt, gaat het belang van het kind voor. Op zo’n moment mogen
wij boven ons beroepsgeheim uitstijgen. Dat doe je niet als vader fraudeert. De
grens ligt per individueel geval anders.’
Joke Dropmedewerkster thuiszorg in Pijnacker
‘Het beroepsgeheim is in de thuiszorg natuurlijk gevoeliger dan in andere
sectoren omdat gegevens over cliënten letterlijk over straat gaan. Het gevaar is
groter dat gegevens in verkeerde handen terechtkomen.Ook omdat er altijd een
logboek bij de cliënt thuis ligt waarin gevoelige informatie wordt geschreven.
Dat vertellen we vooraf.
In de organisatie is er een protocol ouderenmishandeling en een
privacyreglement. Iedereen die hier werkt, heeft na het beëindigen van de
opleiding een eed afgelegd waarin gezegd wordt dat men de reglementen kent en
naleeft. We hebben vaak te maken met andere instanties, maar het is heel
duidelijk hoe we over cliënten praten met derden. Als er meerdere behandelaars
in het spel zijn, kun je spreken over een cliënt, maar alleen met zijn of haar
toestemming.
Geeft de cliënt geen toestemming, dan proberen we hem te motiveren om dat
wel te doen. Pas als er een levensbedreigende situatie ontstaat, kunnen we
daarvan afwijken. Ik ben zelden in een schemergebied terechtgekomen.
Je krijgt wel eens te maken met oudermishandeling, maar ik ben nog altijd
in staat geweest om het zelf op te lossen. Ik bespreek het in het team en maak
het daarna bespreekbaar in het gezin zelf. Ik zal er nooit politie of anderen
bijhalen, tenzij het helemaal uit de hand loopt. Een duidelijke grens is er
niet, dat hangt af van de situatie. Kom je er zelf niet meer uit, dan zoek ik
het altijd hogerop in de organisatie.’
Uit de pers
‘De angst dat wonen en zorg voor mensen met geringe inkomens
onbetaalbaar zullen worden, is ongegrond. Gelet op de vergrijzing is de markt in
de komende decennia dermate groot dat het voor zorgaanbieders beslist
interessant zal blijven om ook aan hun faciliteiten aan te
bieden.’Elco Brinkman, voorzitter van Bouwend Nederland en in het
verleden minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, in 2025.
‘We onderzoeken of het mogelijk is om een tegenreactie op
radicalisering te organiseren. We kunnen informatie niet tegenhouden, maar
misschien wel zorgen dat wie bepaalde informatie op internet zoekt ook
automatisch een tegengeluid krijgt. De verstokte radicaal zal dat niet lezen.
Maar wie vatbaar is, kan daar wel door worden beïnvloed.’Minister
van Justitie Piet Hein Donner in Justitie Magazine.
‘De familie gebruikt het personeel van het verpleeghuis toch vaak
als paard van de schillenboer. Ze reageren hun eigen rotgevoelens over de opname
af op het personeel. Dan moet je geen verzorgende treffen die terugbekt. Dat
komt nogal eens voor en dat heeft alles te maken met het
opleidingsniveau.’Verpleeghuisarts en filosoof Bert Keizer in
Psy.
‘Ik wil van elke jongere tot 23 jaar in de stad weten wat zijn
opleidingsniveau is. Wat mij betreft rekken we dat op naar 27 jaar. Straks moet
het onmogelijk zijn dat een jongere een uitkering heeft, tenzij er echt iets aan
de hand is.’Wethouder Jeugd, Gezin en Onderwijs Leonard Geluk
(Rotterdam) in Nieuw Rotterdams Tij
‘Sociale samenhang betekent dat mensen zich op hun gemak voelen in
hun omgeving. Ga niet geforceerd allochtone vrouwen vanachter de geraniums
sleuren. Probeer eerst samen achter die geraniums te zitten. Als dat lukt, kun
je stapjes verder zetten. Het opgelegde is gedoemd te
mislukken.’Pieter Winsemius van de Wetenschappelijke Raad voor
het egeringsbeleid (en sinds kort minister van VROM) in Het
Experiment.
‘Maatschappelijke stages moeten zinvol zijn en goed gecoördineerd.
Leerlingen kunnen een folder maken in het Duits als er bijvoorbeeld veel
Duitsers naar een plaatselijk museum komen. Je kunt ook denken aan het maken van
een site voor een ponyclub of het digitaal opleuken van een vreselijk saai
jaarverslag. Nu krijgt een bejaardentehuis bij wijze van spreken van zes
leerlingen van zes verschillende scholen een verzoek voor een middagje
rolstoelduwen. Dat is niet de bedoeling.’Mariëtte Klein Kranenberg
van de projectgroep Maatschapelijke Stages Gelderland in Profiel.
‘Soms hoor ik bedrijfsdirecteuren zeggen dat ze wel allochtonen
willen in hogere functies, maar dat ze er gewoonweg niet zijn. Dat is niet zo,
maar allochtonen vallen buiten netwerken, woden niet uitgenodigd voor
sollicitatiegesprekken, krijgen onvoldoende kansen, dus dringen ze niet door tot
directeuren.’Karin Grootemaat van INHOLLAND, in Nieuw Rotterdams
Tij.