Volgens de wet Strafrechtelijke opvang verslaafden
(SOV) kunnen harddrugsverslaafden, die de afgelopen vijf jaar minstens drie keer
een delict hebben gepleegd, worden gedwongen af te kicken in een aparte afdeling
van een huis van bewaring. De maatregel duurt maximaal twee jaar. Het eerste
half jaar zit de verslaafde in een gesloten SOV-inrichting. Daarna werkt hij zes
tot negen maanden in een half open regime aan zijn resocialisatie. In de laatste
fase verhuist hij, afhankelijk van de resultaten, naar een begeleid of
zelfstandig wonenproject. De gemeente is verantwoordelijk voor de laatste fase
en betaalt die ook. Weigert de verslaafde mee te werken aan het programma dan
moet hij zijn straf uitzitten op een andere afdeling, in een sober regime.
Zware straf
Op de SOV-afdeling in Rotterdam, die als eerste startte, zijn er
inmiddels elf mensen geplaatst. Amsterdam en Utrecht volgens met respectievelijk
28 en tien. In Den Haag is de SOV nog niet gestart. Alle deelnemers zitten nog
in de eerste fase, niemand is naar een sober regime verplaatst. Hoewel de drie
directeuren van de SOV-afdelingen een oordeel over de effectiviteit van de
maatregel nog te vroeg achten, vinden ze de ontwikkelingen wel bemoedigend. Ton
Beun, directeur van de SOV-afdeling in Utrecht: ‘De SOV biedt de verslaafde de
mogelijkheid te breken met zijn marginale bestaan. De verleiding om toch weer te
gebruiken is nauwelijks te weerstaan, hetgeen ook blijkt uit ervaringen met
drangvoorzieningen. Maar hier kunnen de verslaafden niet weg. Ze worden niet als
uitschot beschouwd, het personeel spreekt hen aan op hun goede kanten. Ook
hebben ze uitzicht op een huis, dagbesteding en schuldsanering.’
Ook Paul Guldenaar, directeur van de SOV-afdeling in Amsterdam, is niet
ontevreden: ‘Voorspellingen dat de verslaafden veel weerstand zouden bieden
vanwege de relatief zware straf komen vooralsnog niet uit. 22 Van de 28
deelnemers hebben het plan van opvang al getekend, waarin staat hoe ze aan hun
nieuwe toekomst gaan werken.’ Dat in Amsterdam de maatregel veel vaker wordt
opgelegd dan elders zou volgens Guldenaar kunnen liggen aan de uitgebreide
voorlichting vooraf en de ‘voortreffelijke samenwerking met de politie, justitie
en reclassering’.
Nazorg
Tegen de maatregel leven veel ethische bezwaren. Anton van Kalmthout,
hoofddocent strafrecht aan de Katholieke Universiteit Brabant: ‘Twee jaar
gevangenisstraf voor de delicten waar het om gaat is buitenproportioneel. Omdat
zo’n zware straf juridisch niet kon, heeft men dat omzeild door er een maatregel
van te maken. De lengte daarvan is niet gerelateerd aan het delict. Hij kan
worden opgelegd als de veiligheid van de samenleving in het geding is. Maar als
de overheid juridisch zuiver had willen opereren had ze van overlast een
zelfstandig strafbaar feit moeten maken. Zij had dus ook de Tweede Kamer moeten
voorleggen of drie jaar detentie – want in de praktijk gaat er eenderde van de
straf af – voor het veroorzaken van overlast een rechtvaardige straf is. Nou,
dan had je de poppen aan het dansen. Immers, om drie jaar gevangenisstraf te
krijgen moet je wel een heel ernstig misdrijf hebben gepleegd. ’
De belangenverenigingen van harddrugsverslaafden vinden de SOV dan ook
een vorm van discriminatie. Alf Berendse van Stichting Drugpunt Den Haag:
‘Drugsgebruikende criminelen worden zwaarder gestraft dan criminelen die geen
drugs gebruiken.’ Het argument van minister Korthals dat die twee jaar nodig
zijn om het programma te laten slagen overtuigt hen niet. Van Kalmthout: ‘De
buitenlandse onderzoeken over de effectiviteit van dwangopname, waarop de
overheid zich baseerde, geven geen enkele garantie op succes. Het ging om heel
andere doelgroepen. Wil je kans hebben op succes dan moet de nazorg goed
geregeld zijn. De huidige praktijk geeft daar geen enkel vertrouwen toe.’
Berendse: ‘Dat prachtige aanbod van huisvesting en dagbesteding is nog nergens
rond. In de Tweede Kamer is de vraag gesteld of SOV-gedetineerden voorzieningen
als huisvesting en dagbesteding konden opeisen. Dat kon volgens Korthals niet.’
‘Het lukt vaak al niet om goede nazorg te regelen voor niet-verslaafde
gedetineerden, laat staan bij deze moeilijke groep’, zegt verpleegkundige Gust
de Wit, die jarenlang bij de Amsterdamse GG en GD werkte als hoofd van een
polikliniek voor verslaafde prostituées. ‘Een verslaafde die zelf niet wil, kun
je onmogelijk dwingen tot afkicken. Zodra hij buiten staat, rent hij weer naar
een dealer. Wil je overlast bestrijden en verslaafden hun eigenwaarde
teruggeven, dan bereik je meer met laagdrempelige gebruikersruimten en
verruiming van de mogelijkheid om heroïne op recept te verkrijgen.’
Laatste middel
Ook de selectie van de doelgroep roept vragen op. Volgens Van Kalmthout
komen verslaafden, die dermate psychiatrisch gestoord zijn dat ze het programma
niet kunnen volgen, er niet voor in aanmerking. De forensisch psychiatrische
dienst moet dat beoordelen. Van Kalmthout: ‘Maar dan moet wel duidelijk zijn hoe
het hulpprogramma eruitziet. Dat is heel mistig. Volgens justitie is het
uitdrukkelijk geen behandeling. Dat kan ook niet. Dan moeten er medici bij
betrokken zijn en geldt er een specifieke wet. Als het alleen om begeleiding
gaat, hadden de verslaafden wel terecht gekund op de Verslaafden
Begeleidingsafdeling (VBA) van de huizen van bewaring. Korthals heeft steeds
benadrukt dat de SOV het ultimum remedium is, het laatste middel dat nog
toegepast kan worden als alle andere hebben gefaald. Maar lichtere vormen, zoals
drangtrajecten en VBA’s hebben nog nauwelijks de kans gehad zich te bewijzen. In
plaats van eerst te kijken hoe je die kunt verbeteren, grijpt men nu naar
dwangopname. Alleen vanuit de achterliggende gedachte dat die
overlastveroorzakers twee jaar van de straat zijn.’
Beun bestrijdt overigens dat de maatregel niet in verhouding staat tot
de delicten. ‘Ik word daar zo kriegel van. Deze verslaafden veroorzaken een
enorme overlast, sommigen stelen dagelijks vijfhonderd euro bij elkaar en dat al
vijftien jaar lang. Misschien zijn het geen zware misdrijven, maar de burger
ervaart ze als zeer bedreigend. Daarvoor bieden wij ze een goed programma. Als
vijftien procent daar baat bij heeft, hetgeen minister Korthals als
succespercentage hanteert, is het weliswaar een druppel op de gloeiende plaat,
maar dan ben ik er toch blij mee.’
GGZ Nederland geeft de SOV vooralsnog het voordeel van de twijfel. Rob
Bovens: ‘Omdat het een uiterste middel is, zie je als neveneffect dat er meer
criminele verslaafden naar een drangtraject worden verwezen. Dat is toch
positief.’/Maria van Rooijen