Door Esther van Andel – Dat zegt Ad Poppelaars, directeur van de
CG-Raad
, op de
benchmark Wmo
van SGBO. ‘Gemeenten betrekken hun inwoners zeker bij het maken van Wmo-beleid. En als belangenbehartiger worden we gehoord. Maar over het effect daarvan, hebben we zo onze twijfels.’ (Foto: Ad Poppelaars)
Minimale zorg
‘Gemeenten zijn te snel tevreden. Ze zijn al blij als ze aan de minimale zorg kunnen leveren. Mensen die dat nodig hebben krijgen thuiszorg. Punt. Daar blijft het bij’, stelt Poppelaars. Hij vindt dat gemeenten beter moeten nadenken over hoe ze gehandicapten en chronisch zieken kunnen helpen om volwaardig mee te doen aan de samenleving.
Ambitieuze wet
‘De Wmo is een ambitieuze wet. Iedereen moet kunnen deelnemen aan de maatschappij. Op dat totale plaatje moet de inzet van gemeenten zijn gericht. Nu kijken ze alleen naar de deelaspecten: huishoudelijke hulp of hulpmiddelen. Maar om mensen zo lang mogelijk thuis te laten wonen, is soms meer nodig. Denk aan vervoersmogelijkheden en sociale participatie’, zegt Poppelaars.
Voorbeeldgemeente
Alphen aan den Rijn heeft dat goed begrepen. Het Wmo-loket is hier uitgebreid met allerlei zaken. ‘Alphen aan den Rijn werkt naar een bredere opvatting van de Wmo’, zegt Poppelaars. ‘Het loket kijkt verder dan of iemand een hulpmiddel nodig heeft. Bijvoorbeeld of mensen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand of een andere regeling voor minima.’ Volgens hem zouden andere gemeenten ook een veel breder Wmo-beleid moeten voeren.
Benchmark Wmo
Tweehonderd gemeenten namen deel aan de Wmo-benchmark van
SGBO
. Daaruit bleek dat gemeenten hun inwoners goed betrekken bij hun Wmo-beleid. Alleen op de prestatievelden 7, 8 en 9 wordt minder goed gescoord. Het gaat hier om ondersteuning en faciliteiten voor kwetsbare groepen, waaronder gehandicapten en chronisch zieken. De doelgroep is minder goed toegankelijk, stelt de benchmark. De benchmark van SGBO geeft een overzicht op hoofdlijnen van het beleid, de organisatie, uitvoering en effecten van het Wmo-beleid.