Bij de uitvoering van de Wmo gaat het enerzijds om ontwikkelingen op het gebied van hulp bij het huishouden en anderzijds om eventuele nieuwe activiteiten in het kader van het opvangen van de Pakketmaatregel AWBZ. Deze ontwikkelingen moeten plaatsvinden in een context van teruglopende financiën.
Zoals in veel gemeenten, manifesteerde zich in Helmond in 2008 het probleem dat zorgvragers vonden dat er onvoldoende sprake was van kwaliteitsverbetering in de Wmo. Anderzijds klaagden aanbieders van hulp bij het huishouden over te lage tarieven, terwijl de gemeente meerjarig grote tekorten op de Wmo voorzag.
Valkuil
De gemeente heeft in dat licht besloten een brede verkenning op te zetten. Doel was te komen tot een kwaliteitsslag voor burgers met een voorzieningpakket dat ook nog bínnen de beschikbare financiële kaders zou blijven. De gemeente realiseerde zich daarbij dat verschillende stakeholders uiteenlopende belangen hebben en dat het een valkuil zou zijn om als gemeente de enige probleemeigenaar te worden. Daarom is gekozen voor een interactieve aanpak. De hele aanpak is ontwikkeld met vertegenwoordigers van zorgvragers en met aanbieders van zorg en welzijn. In het traject is eerst het totale probleem op tafel gelegd en gezocht naar vernieuwende oplossingen. Die zijn gevonden op basis van een viertal inzichten, die elkaar logisch opvolgen:
1. Als het lukt om mínder uren professionele hulp te leveren, kan per uur een goed tarief worden betaald, waardoor competente medewerkers hoge kwaliteit kunnen leveren aan klanten.
2. Het is mogelijk om op een verantwoorde manier minder uren professionele hulp te leveren als optimaal gebruik kan worden gemaakt van alle potentie die aanwezig is in het maatschappelijk steunsysteem van burgers.
3. Om alle potentie uit maatschappelijke steunsystemen te halen, is het noodzakelijk dat zij gericht worden versterkt én dat de burger actief wordt geholpen om deze systemen te organiseren en in te schakelen.’
4. De potentie van maatschappelijke steunsystemen – en dus de behoefte aan professionele hulp –kan pas worden vastgesteld, als we de situatie van de klant precies en uit de eerste hand kennen. Indicatiestelling vooraf werkt hier niet voor.
Mantelzorg
De filosofie van de Helmondse aanpak is dat volop wordt geïnvesteerd in mantelzorg, vrijwilligerswerk en collectieve welzijnsvoorzieningen en diensten. Zo worden vanaf 2010 drie pilots voor dagbesteding gefinancierd en zijn er door welzijnsorganisaties projecten opgezet rond boodschappen doen, administratie en wassen en strijken. Verder wordt gewerkt aan maatjesprojecten en aan vrijwillige en collectieve vormen van opvoedingsondersteuning.
Twee sporen
Met het creëren van collectieve diensten ben je er niet. Mensen moeten ook geholpen worden om deze zaken te ‘ontdekken’ en gebruiken. Mensen die een aanvraag voor hulp bij het huishouden indienen, worden daarom direct langs twee sporen geholpen. Ze krijgen hulp bij het huishouden én hulp bij het inrichten van een zo goed mogelijk steunsysteem (informele zorg, vrijwilligers, collectieve voorzieningen). Dat laatste gebeurt door zogenaamde MAATwerkers. Dit zijn hoogwaardige professionals (hbo-niveau) met een achtergrond in zorg, welzijn en cliëntondersteuning. Zij krijgen de opdracht om in maximaal twaalf keer een uur met burgers te kijken welke mogelijkheden het maatschappelijke steunsysteem in hun situatie (familie, vrienden, vrijwilligers, collectieve voorzieningen in de buurt) biedt om in de ondersteuningsbehoefte te voorzien én om deze ondersteuning te regelen. Daartoe wordt met de klant een individueel ondersteuningsplan opgesteld. In het plan wordt op vier levensdomeinen vastgelegd wat de ondersteuningsbehoefte is en hoe daarin wordt voorzien. Dit plan wordt door de gemeente vertaald in een definitieve indicatie.
Prioriteit
Om te zorgen dat ten behoeve van optimale maatschappelijke steunsystemen niet alleen de collectieve voorzieningen en diensten worden versterkt, maar ook de informele zorg, heeft de gemeente per 2010 extra middelen ingezet voor mantelzorgondersteuning. Het Steunpunt Mantelzorg heeft daarbij de opdracht gekregen om de hoogste prioriteit te geven aan ondersteuningsverzoeken vanuit MAATwerk.
Collectieve diensten
De inschakeling van de steunsystemen leidt tot een afnemende behoefte aan professionele hulp. In de verordening staat expliciet opgenomen dat de gemeente beoogt om het gebruik van Persoonlijke Ondersteuning (het product dat de oude Hulp bij het Huishouden en Ondersteunende Begeleiding opvolgt) door het bieden van collectieve voorzieningen zo beperkt mogelijk te houden. Het is de bedoeling dat collectieve diensten op termijn een beperkt deel van de behoefte aan eenvoudige hulp bij het huishouden wegnemen (vooral op het vlak van maaltijdbereiding en het doen van de was). Ook is het doel dat een fors deel van de behoefte aan signalering en hulp bij de regie over het huishouden en bijna alle behoefte aan begeleiding en dagbesteding afneemt.
Drie dimensies
Voor diegenen die met collectieve voorzieningen niet geholpen zijn, is er persoonlijke ondersteuning. Die kan bestaan uit drie dimensies:
– Aan individuele woningen gekoppelde huishoudelijke werkzaamheden bij mensen die daartoe zelf fysiek niet meer in staat zijn;
– Lichte vormen van signalering, coaching, praktische hulp en begeleiding bij de beperkte groep mensen die kampen met regieverlies en die geen (volledig) beroep kunnen doen op hun omgeving of professionele zorgverleners op grond van de AWBZ/Zvw .
– Intensievere niet-langdurige vormen van begeleiding in (ernstig) ontregelde situaties.
Totaalpakket
De kwaliteit van het totaalpakket aan ondersteuning dat burgers ontvangen, neemt toe doordat zij gebruikmaken van een uitgebreid pakket aan collectieve voorzieningen, beschikken over stevige maatschappelijke steunsystemen én kunnen beschikken over hoogwaardige professionele hulp.
Nathalie Peijs, beleidadviseur zorg- en welzijnsbeleid bij de gemeente Helmond
Jeroen Hoenderkamp, senioradviseur bij PCkwadraat, adviesbureau voor wonen, welzijn en zorg
Bron: Foto: ANP/Lex van Lieshout