Door Han van de Wiel – De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is een brede participatiewet die kwetsbare burgers met beperkingen in staat stelt thuis weer goed uit de voeten te kunnen en deel te nemen aan de samenleving. Het verstrekken van voorzieningen maakt daarbij plaats voor het compensatiebeginsel: gemeenten moeten uitgaan van de behoeften en de kracht van burgers met beperkingen. Dat klinkt mooi, maar wat komt ervan terecht?‘
Burgers merken er nog te weinig van’, zegt Suzanne Konijnendijk van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). ‘De meeste gemeenten werken nog op de oude manier.’ Ze hanteren regels en beslisbomen, waaruit gestandaardiseerde voorzieningen rollen.
‘De geschiedenis verander je niet zomaar’, meent Trudi Nederland van het Verwey-Jonker Instituut. Volgens haar is de ‘claimgerichte cultuur’ van de Wet voorzieningen gehandicapten door veel gemeenten overgenomen in de Wmo. Het is ook de ervaring van Anne-Marie van Bergen van MOVISIE dat er nog weinig vraaggericht maatwerk wordt geleverd. ‘Het gebeurt nog maar al te vaak dat bijvoorbeeld een visueel gehandicapte standaard een taxi-abonnement krijgt, terwijl hij vroeg om een tandem met fietsmaatje.
‘Maar er gelden verzachtende omstandigheden. Veel gemeenten speelden op zeker, en gingen pas met de Wmo aan de slag toen hij politiek een feit werd. Bovendien gold 2007 als overgangsjaar, nodig om beleidsplannen te schrijven. Dat kon niet langer vanachter het bureau, maar moest nu in samenspraak met ‘het veld’. ‘Dat werkte niet versnellend’, zegt Van Bergen, ‘wel kwaliteitsbevorderend.’ Maar vooral hadden gemeenten hun handen meer dan vol aan het deel van de AWBZ dat werd overgeheveld naar de Wmo – de huishoudelijke hulp. Er is nu pas tijd om na te denken over het compensatiebeginsel, zegt Konijnendijk.
De Kanteling
Een klein aantal proactieve gemeenten is al een stuk verder. Sommigen daarvan doen mee aan De Kanteling, een project van de VNG om het compensatiebeginsel handen en voeten te geven. Kanteling slaat op een andere manier van denken en doen: van claim- naar vraaggericht werken, uitgaan van de kracht van burgers. Uit onderzoek door het Verwey-Jonker Instituut blijkt dat deze gemeenten vooral bezig zijn met wat in jargon ‘vraagverheldering’ wordt genoemd: wat ervaart een burger als beperking en wat kan hij nog wel? Waar is ondersteuning nodig, wat kan de omgeving betekenen? Ook kijken de deelnemende gemeenten niet alleen naar de hulpvraag van een burger, maar ook naar de mogelijkheden die hij heeft om deel te nemen aan het sociale leven, passief en actief. En ten slotte werken de gemeenten aan een integrale ketenaanpak en proberen het sectorale hokjesdenken te doorbreken.
De lessen uit dit Kantelingsproject zijn een inspiratie voor andere gemeenten. De komende drie jaar krijgen tien andere proefgemeenten ondersteuning van de VNG in de vorm van consulenten. Konijnendijk: ‘Die gaan inhoudelijke kennis leveren, het proces begeleiden en zorgen ervoor dat gemeenten van elkaar gaan leren.’ Zodat over een jaar of vier de meeste gemeenten zijn ‘gekanteld’.
Invulling
Gemeenten mogen het compensatiebeginsel zelf invullen. Dat is logisch, zegt Trudi Nederland: ‘Gemeenten zijn het beste in staat de individuele omstandigheden van burgers en de context vast te stellen. Wassenaar is een andere gemeente dan het Brabantse Roosendaal.’ Uniformering staat haaks op de decentralisatiegedachte van de Wmo, meent ook Van Bergen. ‘Die beoogt maatwerk in plaats van eenheidsworst.’ Voor ongelijkheid tussen gemeenten is ze niet bang. ‘Zolang de vraagverheldering goed plaatsvindt, met een goede methodiek, is het helemaal niet erg als er verschillende oplossingen worden gekozen. Mensen verschillen ook van elkaar.’
De grote vraag is of de Wmo het beoogde effect zal hebben. Trudi Nederland: ‘Gemeenten moeten afstappen van het optellen en aftrekken van kosten en baten op de begroting. Ze moeten procesmatig leren kijken naar het effect van participatie op de burgers. Leiden de investeringen tot het beoogde doel? Dit meetbaar maken is nog onontgonnen terrein.’
Het Verwey-Jonker Instituut werkt aan een methodiek.
Dit artikel staat in Zorg + Welzijn Magazine nummer 1, januari 2009.