Wmo-raden zijn niet representatief. Dat kan ook niet. De vereiste representativiteit is niet verenigbaar met de benodigde en aanwezige deskundigheid. En omdat elk van de doelgroepen heel divers is, is representativiteit nauwelijks voor elkaar te krijgen.
De best gerepresenteerde groepen in Wmo-raden zijn ouderen en mensen met een lichamelijke beperking, gevolgd door mantelzorgers, chronisch zieken en vrijwilligers. Meer dan driekwart van de onderzochte Wmo-raden geeft aan dat jongeren, allochtonen, buurt- en wijkraden, mensen met een verstandelijke of een psychische beperking, uitkeringsgerechtigden en verslaafden onderbelicht blijven. Leden zijn gemiddeld 60 jaar oud, vaak actief voor een belangengroep en daarnaast in andere (vrijwilligers)functies. Zij vormen dus veelal geen afspiegeling van de doelgroepen van de Wmo. Daarnaast ervaren mensen deelname aan de Wmo-raad vaak als een (te) zware belasting. Gemeenten verwachten veel van hen en leggen de verantwoordelijkheid voor achterbanraadpleging vooral bij de Wmo-raad neer. De ondersteuning die Wmo-raden krijgen, loopt nog sterk uiteen.
Representatief ≠ deskundig
Niet alle doelgroepen van de Wmo zijn in staat om een beleidsbijdrage te leveren via een Wmo-raad. Mensen met verstandelijke of psychische beperkingen hebben bijvoorbeeld veel belangrijke ervaringsdeskundigheid, maar missen over het algemeen beleidsmatige kennis en de communicatieve vaardigheden om in een raad te functioneren. Dit wordt vaak ‘opgelost’ door hun belangen te laten behartigen door een vertegenwoordiger of professional. In de praktijk blijkt dat niet genoeg informatie op te leveren. De vertegenwoordiger is namelijk veelal een vertegenwoordiger van een (klein) deel van de doelgroep.
De Wmo-raad is een formele vorm van het betrekken van burgers, waarbij bepaalde groepen slecht aansluiting vinden. De Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) signaleert dat vooral bestuurders, politici en wetenschappers invloed hebben op het Wmo-beleid. Zij pleit in een advies aan VWS voor het meer betrekken van kwetsbare groepen in Wmo-raden, iets wat volgens Movisie vaak onmogelijk is.
Gelukkig zijn er andere wijzen om kwetsbare burgers te betrekken bij het gemeentelijke beleid. Door formele manieren, zoals een Wmo-raad, te combineren met informele vormen, bereikt de gemeente veel meer organisaties en burgers. Ook verrijkt zij zo hun inbreng. Dat gebeurt door directe contact waarin gemeente en burgers, en burgers onderling, gedachten, meningen, ervaringen en gevoelens kunnen uitwisselen. Dat is een uitgelezen kans om informatie uit andere bronnen, waaronder de Wmo-raad, te verifiëren en aan te vullen.
Vrijwilligerscafé
Het vrijwilligerswerk is één van de negen prestatievelden van de Wmo. Het veld is een belangrijke partner voor gemeenten in het realiseren van Wmo-beleid. Deze doelgroep wordt relatief goed vertegenwoordigd in de Wmo-raden. Toch is de vertegenwoordiging niet representatief en levert dus vaak ook niet voldoende informatie voor passend beleid. Het vrijwilligerswerk is namelijk veel diverser dan doorgaans wordt gedacht. Het kent een veelheid aan verschijningsvormen en organisaties, verdeeld over zo’n twaalf sectoren. Denk aan kleinschalige buurtinitiatieven of minder traditionele vrijwilligersorganisaties binnen het onderwijs. Uit de tussentijdse resultaten van het project ‘Goed voor Elkaar’ blijkt dat 58 procent van de gemeenten vindt dat zij vrijwilligers beter bij het beleid moeten betrekken. Gezien de diversiteit van het veld is het niet mogelijk om van de Wmo-raad te verlangen dat zij volledige verantwoordelijkheid draagt voor de achterbanraadpleging. Veel gemeenten hebben zélf nog niet eens het vrijwilligersveld goed in beeld, maar verlangen dit bij achterbanraadpleging wel van de Wmo-raad. Het is daarom belangrijk dat gemeenten hierin hun verantwoordelijkheid nemen en zelf of met de Wmo-raad de knelpunten en ondersteuningswensen helder krijgen.
Met informele middelen als een vrijwilligersbeurs, -ontbijt of -café of een stakeholdersdialoog kan de gemeente veel mensen bereiken en nieuwe inzichten opdoen. Ervaringsdeskundigen weten namelijk als geen ander hoe beleidsmaatregelen kunnen uitpakken. En ze hebben vaak duidelijke ideeën over hoe iets wél moet. Vrijwilligers kunnen met verrassende suggesties komen. Voorwaarde voor succesvolle toepassing van deze informele middelen is oprechte bereidheid invloed met het veld te willen delen, een goede inventarisatie van de organisaties die ertoe doen, intern draagvlak en zichtbaar resultaat in het beleid.
Iedereen is erbij gebaat
Jongeren, allochtonen, uitkeringsgerechtigden en kwetsbare groepen, zoals mensen met een beperking, zullen zich eerder laten horen als de gemeente ze op informele wijze betrekt en zich meer aansluit bij hun beleving. Daarnaast zorgen informele vormen voor meer afwisseling, dynamiek en betrokkenheid bij het beleid. Onderschat daarbij ook niet het waarderingselement. Niet alleen burgers, vrijwilligers en organisaties zullen zich meer gewaardeerd voelen voor hun inzet, maar ook de Wmo-raad zelf. Die staat er voelbaar niet alleen voor, is beter geïnformeerd en wordt ingezet bij waar zij goed in is. En dat is erg belangrijk, omdat ook de Wmo-raad veelal uit vrijwilligers bestaat die het verdienen met zorg te worden behandeld.
Vanessa Zondag werkt bij Movisie en is adviseur Vrijwillige Inzet en projectleider Interactieve beleidsvorming met vrijwilligers en accountmanager bij het project Goed voor Elkaar. Meer informatie: www.prestatieveld4.nl
Karin Sok is adviseur Hulpverlening en Activering bij Movisie en projectleider van het Kennisprogramma Cliëntenparticipatie. Meer informatie: www.movisie.nl/clientenparticipatie
Bron: Winsemius A, Cromwijk R, Lucassen A, Beltman H. De invloed van Wmoraden. Voorstudie. Utrecht, Movisie, november 2009.
Bron: Foto: Ilvy Njiokiktjien
spreekt nog steeds de verbazing uit over de WMO-raad die geselecteerd wordt door de gemeente op basis van mensen die amper kennis hebben over het werkelijke leven en daarnaast politiek gekleurde buhdragen leveren. Gelzen verslagen en agenda’s heeft men het meer over bezoekjes afleggen, bijeenkomsten aflopen en handen schudden dan dat er blijk wordt gegeven van werkelijk contact hebben en weten waar de knelpunten liggen. Mogelijk heeft dat weer te maken met een gemeente die niet graag hoort dat er kritiek is op het bestaande beleid. Via de bureaucratie is winst te behalen en een veer in de eigen togusj te steken. Want wie wil nou eigenlijk horen dat een gemeente een dakloze die werd opgevangen weigert bijstand te geven cq weigert mee te werken aan de wil van de dakloze een reintegratietraject te volgen en een eigen huurhuisje te huren ( los van het gecreeerde tekort van deze woningen) ?
Dát zijn praktijkzaken die weggeschoven worden..
Wat ik nu weer zo jammer vind van de ‘uitnodiging’ van het landelijk platform GGz & Vo!ce is dat de uitnodiging zich beperkt tot de ‘vragers en directe belanghebbenden’ zelf.
Nodig voor dit soort bijeenkomsten nu ook eens mensen uit die a) voor de gewenste zorg moeten betalen en b) wellicht helemaal niet zitten te wachten op allerlei zorgmaatregelen in hun buurt of wijk.
Wat vind jij goede zorg en hulpverlening aan kwetsbare mensen in jouw gemeente? Heb je een mening over bijvoorbeeld de opvang van dak- en thuislozen? Wat vind je van de WMO-loketten? En ‘doet’ jouw gemeente
iets aan preventiebeleid? Als je dit allemaal belangrijk vindt, dan is deze uitnodiging iets voor jou! Want wij willen weten wat jij belangrijk vindt bij de uitvoering van de (O)GGz in jouw gemeente. Het Landelijk Platform GGz en VO!CE organiseren vijf bijeenkomsten in januari en februari 2010. Laat je stem, mening, visie, wensen en behoeften horen! Meer weten: http://www.platformggz.nl