In 1962 trokken de Nederlandse burgers massaal de
portemonnee zodat de bouw van Het Dorp, het grote wooncomplex voor lichamelijk
en meervoudig gehandicapten in Arnhem, mogelijk werd. Lange tijd was het op zijn
gebied een van de meest vooruitstrevende initiatieven. Maar bijna veertig jaar
na de oprichting kampt Het Dorp met steeds meer problemen. De oorzaak daarvan
ligt onder meer in de grootte. Ooit was het dát wat Het Dorp bijzonder maakte.
Tegenwoordig dreigt de woonvorm juist aan zijn eigen grootschaligheid ten onder
te gaan. Bewoner Tom Bentvelzen: ‘Hier wonen 320 mensen met handicaps in alle
soorten en maten. Het Dorp heeft zelf voor die formule gekozen. Daarmee hebben
ze het zichzelf echter behoorlijk moeilijk gemaakt. Ze zouden iedereen zoveel
mogelijk als individu moeten benaderen. Maar ze maken er in bepaalde opzichten
steeds meer een eenheidsworst van; stellen voor iedereen dezelfde regels.
Terwijl ik een goede Hollandse mond heb en prima kan aangeven wat ik wel of niet
wil. Ook al ben ik afhankelijk voor mijn verzorging, ik hou graag mijn
zelfstandigheid.’
Noodplanning
Door het karakter van Het Dorp – grootschalig en divers – manifesteren een
schrijnend personeelstekort en een veranderde doelgroep zich op een specifieke
manier. Openstaande vacatures en een vrij hoog verzuim leiden ertoe dat bij het
verzorgend personeel een op de zes krachten ontbreekt. ‘Afgelopen zomer moesten
we een noodplanning draaien: onze teams – van vijf en vier mensen – misten
beiden een kracht,’ vertelt verzorger Marijke Letzer. ‘Het zou tijdelijk zijn,
maar de noodplanning is nooit meer weggegaan. Laatst waren we even met een man
meer. Dat voelde gewoon als luxe.’ Wat houdt de noodplanning voor de bewoners
in? ‘De noodplanning komt op onze straat de laatste jaren vaak voor,’ zegt
bewoonster Marieka Harskamp. ‘Normaal zijn er zeven krachten voor 21 bewoners,
maar in de praktijk zijn dat er vaak drie. Tijdens de noodplanning kun je in
principe niet douchen. Bellen er ’s ochtends om zeven uur tien bewoners, dan
wordt eerst degene geholpen die het eerste belt. Heb je belangrijke afspraken of
school? Pech gehad: ze proberen er rekening mee te houden maar kunnen niks
garanderen. Als je naar de wc moet, kun je op een aparte bel drukken. Normaal
hoef je dan nooit langer dan een kwartier te wachten. Tijdens noodplanning kan
de wachttijd echter oplopen tot een uur.’ Ook Tom Bentvelzen benoemt het
personeelsgebrek. ‘Heel precies kan ik het niet zeggen, maar ik denk dat de
noodplanning op onze straat bij een kwart tot eenderde van de dagen voorkomt; en
dan maak ik een voorzichtige schatting.’
Sectormanager Henny Blanke erkent de moeilijkheden, maar plaatst daarbij
meteen een kanttekening: ‘Zeker, er zijn problemen. Ik wil echter niet zo’n
negatief stigma op héél Het Dorp. Daar doe je bewoners en medewerkers mee
tekort. Het kan zijn dat in sommige straten de omstandigheden wat de
personeelsbezetting betreft heel slecht zijn, maar dat wil niet zeggen dat dat
in andere straten ook het geval is. Over het algemeen is onze basiszorg van
goede kwaliteit. Je kunt hier als bewoner in grote mate zelf bepalen hoe je je
dag of week wilt inrichten.’ Blanke meldt dat Het Dorp de vacatures maar niet
gevuld krijgt. ‘We hebben het beschikbare geld om personeel aan te trekken de
laatste tijd niet eens kunnen ópmaken. We besteden echt tonnen per jaar aan
werving. We mikken op schoolverlaters en herintredende vrouwen. Naast
gediplomeerd personeel vragen we tegenwoordig mensen zonder relevante opleiding.
We willen ongediplomeerd personeel intern opleiden.
‘Toen ik vijf jaar geleden hier begon,’ zo blikt verzorger Marijke
Letzer terug, ‘was het nog te doen, maar de werkdruk wordt alleen maar hoger.
Doordat collega’s ziek zijn en door de verschuiving van de zorgvraag moet je
steeds meer doen in minder tijd. De mensen hebben steeds meer zorg nodig omdat
de beteren – tussen aanhalingstekens – vertrekken naar andere woonvormen. Het
ziektebeeld van de bewoners wordt complexer. Steeds meer bewoners hebben een
hersenbeschadiging, waardoor je niet alleen met lichamelijke, maar ook met
psychische problematiek hebt te maken. Eigenlijk zijn we als ziekenverzorgers
daarvoor niet opgeleid. Al krijgen alle medewerkers nu wel een training, waarin
we ingaan op begeleidingsvraagstukken en leren hoe je moet omgaan met mensen met
een hersenbeschadiging.’
Bevoogding
Heel geleidelijk is de doelgroep van Het Dorp veranderd. Aanvankelijk
mocht iedere lichamelijk gehandicapte er wonen, ook al had iemand amper hulp
nodig. Tegenwoordig is de zorg- en dienstverlening vooral gericht op mensen met
een ernstige lichamelijke of meervoudige handicap. Eén van de redenen is dat er
voor lichtgehandicapten inmiddels veel alternatieven zijn. Bewoner Tom
Bentvelzen schetst de situatie van een organisatie ‘die zich steeds meer aanpast
aan de mensen die wat minder zelf kunnen beslissen’. Volgens hem treedt het
personeel meer bevoogdend op dan vroeger. ‘Toen ik zeven jaar geleden uit huis
ging, had ik de keuze tussen een kleinere woonvorm en Het Dorp. Ik koos bewust
voor dat laatste gekozen, juist omdat het zo groot was. Ik verwachtte zo aan te
veel bemoeienis te ontkomen. Het leek me lekker anoniem, waar tenminste niet te
veel over je schouder wordt meegekeken. In die kleine woonvorm was de sociale
controle juist heel groot. Van sommigen werd zelfs het geldbeheer
gecontroleerd.’
Ook Marieka Harskamp komt met voorbeelden over bevoogdend beleid: ‘We
hebben hier voor Het Dorp een eigen huisarts, officieel een verpleeghuisarts.
Een vriendin van mij kon niet zo goed met de huisarts overweg en wilde een
ander. Dat mocht niet. En zelf wilde ik graag een verletknop op mijn deur, zodat
niet iedereen ongevraagd mijn kamer zou binnenstormen. Daar heb ik bijna een
jaar om moeten zeuren. Inmiddels zit zo’n knop op alle woningen. Een ander
voorbeeld is de aanvraag van hulpmaterialen, zoals beugels voor in de douche,
antisliptegels en rolstoelonderdelen. Vroeger konden we die zelf rechtstreeks
aanvragen bij de technische dienst. Nu moeten we een aanvraag inleveren bij een
loket, waar het verzoek wordt doorgestuurd naar de wijkverpleegkundige. Die moet
haar advies geven en stuurt de aanvraag weer terug naar het loket. Uiteindelijk
komt de aanvraag dan bij de technische dienst terecht. Daar gaan dus weken
overheen.’
Henny Blanke legt uit dat hij soms gewoon niet anders kan: ‘Het Dorp is
volgens de wet officieel een AWBZ-instelling. Vanuit die regelgeving is het
onmogelijk dat bewoners gebruikmaken van eerstelijns voorzieningen -zoals een
huisarts- van buitenaf. En wat de aanvraag hulpmaterialen betreft, er werden te
veel onnodige aanvragen gedaan. De kosten liepen te hoog op en daarom hebben we
maatregelen getroffen.’
Tom Bentvelzen meent dat Het Dorp verkeerde keuzes maakt. ‘Ze zouden
iedereen die dat wil gewoon de kans moeten geven om zelf hulpmaterialen te
bestellen. Blijken de aanvragen overbodig, dan zeg ik: oké, grijp maar in. Maar
als hier tweehonderd mensen het niet kunnen, dan wordt het alle ruim driehonderd
bewoners uit handen genomen. Zo is het beleid.’ Op de kritiek dat ook het
personeel bevoogdend is – ‘door de grootschaligheid verliest het personeel
overzicht, ze overziet niet meer welke zorg je als bewoner nodig hebt, wat je
zelf kunt en wat niet’ – reageert Blanke dat sommige medewerkers inderdaad de
neiging hebben om te veel van een bewoner over te nemen. ‘Dat is een onjuiste
beroepshouding: je mag de zorg overnemen, nooit de regie. We zijn volop bezig om
een zorgovereenkomst op te stellen, waarin precies komt te staan welke zorg
iemand nodig heeft. Maar op dit moment zijn daar nog geen duidelijke regels
voor.’
Kleinschalig
Het Dorp of een kleinschalig woonproject? Als Henny Blanke zelf zou
moeten kiezen, kiest hij zonder twijfel voor het laatste. ‘Want de droom van
volledige integratie met de samenleving is niet uitgekomen,’ stelt hij. ‘Daarom
halen we “de samenleving” naar ons terrein: in de twee pasgebouwde flats wonen
voornamelijk mensen zonder handicap. Daarnaast staan er nog zo’n negentig
‘gewone’ woningen gepland. Het Dorp is door zijn grootte volstrekt achterhaald.
Eigenlijk is het toch belachelijk dat er in deze tijd nog zulke grote
instellingen nodig zijn? We zouden een voorbeeld moeten nemen aan Scandinavië en
Nieuw-Zeeland. Daar zijn alle grote instellingen gesloten en vervangen door
kleine woonvormen. Ook wij zouden moeten inkrimpen tot maximaal tweehonderd
bewoners zodat hier alleen de mensen wonen die hele intensieve zorg nodig
hebben. Mensen die baat hebben bij de expertise die hier aanwezig is door onze
jarenlange ervaring. Over tien jaar moet het er hier heel anders uitzien. Waar
wij zelf kleinschalig kunnen, gaan we ook kleinschalig.’
‘De verkleining van Het Dorp is nog geen officieel beleid, maar ik kan
me er wel helemaal in vinden,’ zegt Paul van Velp. Als facilitair manager van de
instelling is hij tal van kleinschalige woonprojecten aan het voorbereiden. ‘Die
projecten zijn met name bedoeld om de wachtlijstproblematiek aan te pakken en
zijn dus niet specifiek voor Dorpbewoners. Maar iedereen kan zich voor een
project aanmelden.’ Een onafhankelijke commissie bepaalt vervolgens wie er voor
een project in aanmerking komt. Uitgangspunt daarbij zijn de wensen en de
hulpvraag van iemand. Van Velp hoopt dat begin juli het eerste nieuwe project
wordt opgeleverd: 29 aangepaste woningen plus een activiteitencentrum, in
Bennekom. De bewoners komen overal vandaan: ze wonen nu zelfstandig met behulp
van thuiszorg, komen uit de psychiatrie of een kleine woonvorm. Ook verhuizen
waarschijnlijk circa acht Dorpbewoners naar Bennekom. Verder start aan het eind
van dit jaar de bouw van ’een fiks aantal aangepaste woningen’ in Apeldoorn. En
in Rheden is onlangs een voormalig dienstencentrum opgekocht, waar mensen met
een lichamelijke handicap in de toekomst terechtkunnen voor dagbesteding. Want:
‘Niet alleen voor geschikte woningen, ook voor de activiteitencentra is er een
enorme wachtlijst.’
Achterhaald
Voor de aanpak van de wachtlijsten in de gehandicaptenzorg, stelde het
ministerie van VWS dit jaar 310 miljoen gulden extra beschikbaar. De
kleinschalige woonprojecten worden hoofdzakelijk gefinancierd door dit geld.
Daarnaast komt ook veel geld binnen via het persoonsgebonden budget, waarmee een
gehandicapte zelf zorg of voorzieningen kan aankopen. Maar volgens Van Velp
wordt de schaduwzijde van dit ‘veelbelovende initiatief’ steeds duidelijker: ‘Er
zijn steeds meer gevallen waarbij iemand na de zorgaankoop en woonlastenaftrek
nog maar zo’n tweehonderd gulden per maand overhoudt. Dan kom je dus uit onder
de armoedegrens. Ik vind dat een zorgelijke ontwikkeling.’Het wachtlijstgeld
lijkt daarentegen wel voldoende. Maar helaas biedt dat geen garantie voor
succes: ‘We zoeken actief naar geschikte locaties: we benaderen makelaars,
leggen contact met corporaties. Maar er zijn nu eenmaal niet zo veel geschikte
gebouwen. Het meest geschikt zijn nieuwbouwprojecten: de woningen zijn groot en
kunnen tijdens de bouw al worden aangepast.’
‘Kleine projecten midden in woonwijken hebben de toekomst,’ aldus
bewoner Tom Bentvelzen. ‘Het is niet meer van deze tijd om honderden
gehandicapten bij elkaar te stoppen. Het is niet zo dat het hier verschrikkelijk
is. Ik heb hier heel lang zelfstandig en prettig kunnen wonen en er zijn nog
steeds momenten dat ik het hier naar mijn zin heb. Maar als de mogelijkheid zich
voor mij zou voordoen, wil ik hier weg. Het Dorp en ik groeien uit
elkaar.’Ook Marijke Letzer voelde zich er niet meer zo prettig en ze maakte
de overstap naar een kleine woonvorm binnen Siza Dorp Groep, de zorgketen
waarvan Het Dorp sinds drie jaar deel uitmaakt. ‘Waarom? Omdat ik moe was van de
noodplanningen; het voortdurend invallen en bijspringen, omdat dan die weer ziek
was en dan die. Niet vanwege de collega’s of de bewoners, want het vak van
ziekenverzorger vind ik na 23 jaar nog altijd hartstikke leuk. Daarom val ik op
Het Dorp nog wel regelmatig in, maar alleen voor de ochtenden: om twaalf uur
trek ik dan de deur achter me dicht. Ik was toe aan een stukje rust. Die heb ik
nu gevonden.’
Henny Blanke: ‘Ooit was dit een van de meest vooruitstrevende
initiatieven. Maar inmiddels zijn we weer zo veel verder en moet je concluderen:
het Dorpconcept is door de tijd ingehaald. Natuurlijk doen we er alles aan om
goede zorg te leveren. Ik denk dat de beschikbare middelen hier optimaal worden
benut. Maar of daarmee de kwaliteit van leven hier voldoende is, weet ik niet.
Daar zijn geen vastgelegde normen voor. Ik leg die vraag liever terug: welke
kwaliteit van leven willen we als maatschappij aanbieden aan onze
medeburgers?’/Freya Gerritsen