Vóór de invoering van de Wet zorg en dwang (Wzd) en de Wet verplichte ggz (Wvggz) waren velen bezorgd of de wetten uitvoerbaar zouden zijn. Die zorgen zijn deels terecht, blijkt uit de eerste evaluatie. ‘Gezien de vele aanbevelingen moet de wetgever zich echt achter zijn oren krabben.’
Er zijn wel degelijk positieve ontwikkelingen dankzij de Wzd en de Wvggz, benadrukt hoogleraar gezondheidsrecht Johan Legemaate. Hij leidt de groep onderzoekers die de wetten namens het Trimbos-instituut en het Amsterdam UMC evalueert. De Wzd en Wvggz vervingen de Wet Bopz mede voor meer zorgvuldigheid bij de vraag of verplichte of onvrijwillige zorg echt noodzakelijk is. Die vooruitgang is zichtbaar, schrijven de onderzoekers. Zorgverleners denken bewuster na over hun motivering voor verplichte of onvrijwillige zorg.