November 2002. Vijftien jongeren uit Oss, Den Bosch en Nijmegen gaan met de bus op kamp in Amersfoort. Stuk voor stuk zijn het boze, onzekere, jonge mensen die proberen te geloven dat het deze keer wel goed zal gaan. Voor vertrek hebben ze hun doelen geformuleerd: terug naar school, stoppen met drugs, niet meer in aanraking komen met de politie of een betere relatie opbouwen met ouders. Er zijn een paar jongens bij die strafvermindering krijgen omdat ze mee gaan met Youth at Risk. De 19-jarige Michael is één van hen. ‘Ik wilde een betere relatie met mijn ouders, beter met geld om leren gaan, en mijn school afmaken,’ zegt hij achteraf.
Michael werd door een jeugdagent in Oss gewezen op Youth at Risk (YAR). Hij hing veel rond op straat. Hij ging steeds minder werken en wist niet of hij zijn school nog ooit zou afmaken. Op straat kwam hij in aanraking met helers en dealers. Soms stal hij een fiets. Hij ging steeds meer drinken en blowen. Hij wilde daar best mee ophouden, en misschien dat het met Youth at Risk zou lukken. ‘Ik dronk van te voren eerlijk gezegd best veel. Door de week dronk ik bier, blowtje erbij. En op een gegeven moment dronk ik door de week ook whisky en sterke drank.’
Volgzaamheid
De meeste begeleiders op het kamp zijn vrijwilligers. We zijn al een paar dagen eerder in Amersfoort om ons te laten opleiden door de Amerikaanse cursusleiders. Die opleiding is stevig, het voelt alsof we gedrild worden. Op tijd zijn, betekent deze week exact op tijd zijn. Er worden schema’s uitgereikt waarin van minuut tot minuut staat wat er van ons verwacht wordt. Commitment is ook zo’n woord dat deze week een speciale betekenis krijgt. Het is niet genoeg om je gewoon aan je afspraken te houden. Je belooft ook dat je inzet voortdurend optimaal zal zijn. Dat je opdrachten uitvoert, ook als je daar bezwaar tegen hebt. Ik weet dat ik anders zal zijn deze week. Ik ben eigenlijk niet volgzaam, vind dat ook geen eigenschap die we de jongeren zouden moeten aanleren. Maar ik doe mee. Omdat ik het beloofd heb, en omdat ik Youth at Risk, dat al jaren goede ervaringen heeft in de Verenigde Staten en in Engeland, het voordeel van de twijfel geef.
Voordat de jongeren de bus in gaan, moeten de begeleiders hun kleding en tassen controleren op wapens en drugs. Opgerolde sokken halen we uit elkaar. We voelen of er iets in de naden van een spijkerbroek zit. Scherpe voorwerpen mogen niet mee. Ook alles wat als drugs gebruikt kan worden, zoals alcoholhoudende deodorant, moeten we apart houden. Er is een drugshond die de tassen besnuffelt. Volgens Michael ging dat wel erg ver.
‘We leken wel een stel gedetineerden. Alsof we een moord hadden gepleegd of zo, zo werden we behandeld.’
Zes dagen lang zitten we vrijwillig opgesloten in het kamp. Zes dagen lang zien we niets meer dan de cursusruimte, het sportveld, de eetzaal en de slaapkamer. In de cursusruimte is niets dat de aandacht af kan leiden. Er staan vijftien stoelen in een halve kring, gericht op schoolbord en cursusleider. Daar zitten de jongeren urenlang te luisteren en te praten, soms tot half twee in de nacht. Aan de wanden hangen grote vellen papier waarop de persoonlijke doelen geschreven zijn. Achterin staat een tafel met kannen water. Daar mogen ze na toestemming van de cursusleider naartoe. Naar de wc alleen onder begeleiding. Wij houden vanaf de zijlijn toezicht. Blijft iedereen geconcentreerd, en blijft de sfeer veilig? We hoeven niet veel te doen om de jongeren bij de les te houden. Dat is bijzonder, want het zijn allemaal mensen die het op school nog geen dag uithouden. Hier zitten ze urenlang stil te luisteren. Maar nu gaat het ook over henzelf, en de methodes van de Amerikanen zijn effectief. Steeds is er een opbouw van spanning, soms wordt het persoonlijk en emotioneel, dan weer hard en confronterend. Even wordt er ruimte gegeven aan emoties, maar daarna volgt steeds weer het denken. ‘Dat je vader je sloeg is een feit. Dat jij daardoor waardeloos bent, is een interpretatie,’ zegt de cursusleider. Altijd draait het maar om één ding: de jongeren moeten begrijpen dat ze zelf verantwoordelijk zijn voor hun leven, hoe verschrikkelijk ook de omstandigheden of hoe ongelukkig ook het verleden.
Grenzen stellen
Michael heeft het thuis ook niet makkelijk. ‘Mijn vader is manisch depressief,’ vertelt hij. ‘Da’s voor mij ook een aparte manier van leven, zeg maar. De ene keer doet ie heel aardig en de andere keer zegt ie “flikker op”.’ Ondertussen vraag ik me af of Youth at Risk werkt. Als je zo weinig bevestiging hebt gehad, als je jarenlang misbruikt of geslagen bent, als je je nog nooit veilig hebt gevoeld, kun je dan nu in zes dagen tijd zelfvertrouwen kweken? Is het wel goed om jonge mensen te laten geloven dat ze altijd zelf verantwoordelijk zijn, hoe naar de omstandigheden ook zijn? Is het leven wel zo maakbaar als hier gedoceerd wordt? Aan de jongeren is te merken dat ze sterker worden in de loop van de week. Bovendien zie ik dat veel jongeren gewend zijn om alle schuld voor hun problemen buiten zichzelf te leggen. Hier worden ze er misschien wel voor het eerst van hun leven van overtuigd dat ze een eigen verantwoordelijkheid hebben om iets van hun leven te maken.
‘Ik heb nooit gehuild. Heb altijd alles opgekropt.’ Michael heeft al veel hulpverleners gezien, maar niemand kon hem echt bereiken. ‘Bij YAR heb ik wel gehuild. Nu hoefde je je niet te schamen. Iedereen zat daar te janken. We moesten een brief aan onze ouders schrijven, en vergeven. Nou zijn die emoties eruit. Ook de haat naar andere mensen. Als ik die nou op straat tegen kom zeg ik “hoi” en dat is het.
Net als een emmer water. Zij hebben d’r iets uitgegooid, en dan kan er weer iets bij. Na die zes dagen leek het net alsof ik helemaal gereinigd was. Zes dagen lang geen vrienden, geen ouders, geen drugs.’
Aan het eind van de week krijgt iedereen een coach, een vrijwilliger die ze de komende negen maanden gaat ondersteunen. Michael wordt voorgesteld aan André Jepkes. André is vertegenwoordiger, maar wil graag een betaalde baan in de jeugdhulpverlening. Hij hoopt dat Youth at Risk een opstap kan zijn. Ze spreken elkaar elke week minstens een keer. Dan vraagt André hoe het op school en op het werk gaat. Hij herinnert Michael aan zijn afspraken en probeert hem te steunen als het moeilijk gaat. Een keer per maand komt de hele groep bij elkaar om te herhalen wat er in Amersfoort is geleerd en te bespreken hoe het staat met het uitvoeren van de doelen.
In augustus van dit jaar komen de jongeren voor het laatst bij elkaar. Hoeveel er dan op komen dagen, is afwachten. Sommige jongeren willen niets meer met Youth at Risk te maken hebben. Twee jongeren zeiden na de eerste week al dat ze hun doelen hadden bereikt. Met zeven tot tien jongeren gaat het nu structureel beter. Anderen vallen toch nog vaak terug in hun oude gedrag. Bij Michael is de methode in elk geval goed aangeslagen. Hij gaat weer naar het ROC, en werkt bij het tuincentrum. Hij denkt dat de helft van de jongeren er meer uit hadden kunnen halen als ze beter hun best hadden gedaan. André en Michael hebben afgesproken dat ze contact houden. ‘Nu heb ik wel dat doorzettingsvermogen,’ zegt Michael. ‘Als ik een fiets zie staan of zo, dan laat ik die staan. Een fiets voor honderd euro verkopen, was natuurlijk makkelijk verdiend. Maar nou denk ik “ik wil geen strafblad”. Ik zal op een houseparty echt nog wel eens een pilletje nemen, anders hou je het gewoon niet vol. Je moet gewoon grenzen hebben, doordeweeks niet drinken. Ik zeg niet dat ik nooit meer iets fout zal doen, maar het gaat wel beter. Hou je woord, dat heb ik geleerd.’
Youth at Risk is in 1981 door ouders van Latino-bendeleden opgezet in Oakland, California. In 1999 is het project naar Nederland gehaald door 3 instellingen voor jeugdhulpverlening: Nove uit Apeldoorn, Stichting Oosterpoort uit Oss en Stichting Jeugdhulp Maastricht.
Het project wordt voor de tweede keer uitgevoerd in Brabant. Daarbij zijn ongeveer tachtig vrijwilligers betrokken. Inmiddels wordt ook in Venlo met Youth at Risk gewerkt. Het is bedoeld voor risicojongeren tussen 16 en 21 jaar, met problemen op gebied van onderwijs, financiën, werk, huisvesting, politie. Het huidige aanbod van jeugdzorg is voor deze jongeren ontoereikend. De methodiek is een combinatie van neurolinguistisch programmeren, rationeel emotieve therapie en ervaringsleren.