Door Carolien Stam – ‘Zieltjes winnen’, wordt Youth for Christ vaak verweten. In het Amsterdamse stadsdeel De Baarsjes leidde deze discussie tot een politieke crisis. Daar was het jongerenwerk na aanbesteding gegund aan YfC. Er was discussie over de voorwaarde dat ook niet-christelijke jongerenwerkers in dienst zouden worden genomen. Met een voornamelijk Marokkaanse doelgroep niet zo’n vreemde gedachte.
Verschilt het christelijke jongerenwerk nu zo van het – zeg maar – reguliere jongerenwerk? Op bezoek bij Youth for Christ in Rotterdam en bij welzijnsorganisatie Portes in Utrecht blijkt dat, christelijk of niet, het jongerenwerk vooral intense betrokkenheid vraagt. Meer nog dan andere welzijnsberoepen, omdat de jongeren alleen kunnen worden bereikt door het vertrouwen te winnen. Vertrouwen win je door je kwetsbaar op te stellen, door heldere grenzen te stellen en gevoel te leggen in de relatie die je opbouwt.
Dat is de kern van het jongerenwerk, duidelijk zichtbaar zowel bij Portes als bij YfC. Niettemin blijkt de intrinsieke motivatie – goed werk verrichten naar voorbeeld van Jezus – van het christelijk jongerenwerk zo sterk aanwezig, dat het niet vreemd is dat YfC zelfs de moeilijkste jongeren bereikt.
De reguliere jongerenwerker zoekt ook het vertrouwen van en de band met de jongeren, maar meer gebaseerd op middelen en kansen die het jongerenwerk de jongere kan bieden. YfC baseert het jongerenwerk wel degelijk op zijn christelijke uitgangspunten en maakt kans dieper door te dringen bij jongeren op straat. Ook met christelijke waarden.
Jongerenwerk Utrecht: Dweilen met de kraan open?
Het onvermijdelijke playstation ontbreekt niet in de jongerenbus van welzijnsorganisatie Portes in Utrecht. Op oude skaileren busbanken amuseren drie Marokkaanse jongens zich achter het beeldscherm. Voor in de bus loeit YouTube op de computer. Koffie en fris zijn er ook aan de kleine ingebouwde bar. Jongerenwerker Morad draait vier middagen en avonden in de week op de bus, op drie locaties in de wijk Ondiep.
‘Hier voorin, op de chauffeurs- en bijrijderstoel, praten we de met jongeren,’ zegt Morad Uaftouh. Hij komt uit de naastliggende wijk, was jaren geleden zelf hangjongere. ‘Wie niet, als je een jaar of 13 bent?’ Sinds anderhalf jaar zit Morad als jongerenwerker op de bus. Zo midden in wat voor een achterstandsbuurt door moet gaan – de Vogelaarwijk Ondiep in Utrecht ziet er best ruim en verzorgd uit – wordt het hangen al snel als lastig ervaren. Morad: ‘Jongeren hebben niks te doen. We halen ze van de straat, bieden ze activiteiten aan en houden contact met hanggroepen.’ De bus wordt ingezet om de overlast in de wijk tegen te gaan.
Overlastbestrijding
Het jongerenwerk wordt te veel gebruikt om uitsluitend overlast te bestrijden. Dat constateert de visitatiecommissie Jongerenwerk Utrecht, die eind februari in opdracht van de gemeente Utrecht haar rapport publiceerde. Marja Valkestijn van het Nederlands Jeugd-instituut is secretaris van die commissie. ‘Gevolg is dat jongerenwerkers veel minder worden aangesproken op hun oorspronkelijke taak, namelijk aan jongeren een nuttige vrijetijdsbesteding bieden en ze stimuleren te participeren in de maatschappij.’ Als de focus op de probleemjongeren ligt, wordt het dweilen met de kraan open, zegt Valke-
stijn. ‘De jongerenwerkers moeten juist aan de voorkant voorkomen dat jongeren in problemen komen.’
Dat is niet de schuld van het jongerenwerk, beaamt Marja Valkestijn. Onduidelijk is volgens de commissie wat de gemeente wil. ‘Die zet het jongerenwerk met projectfinanciering vooral op overlastbestrijding. Er is geen structurele financiering voor de basisfunctie van het jongerenwerk: zichtbaar zijn in het publieke domein.’
Jongerenwerk in Utrecht neigt steeds meer naar hulpverlening, zegt de commissie. Daar staat tegenover dat jongeren meestal slecht aarden in de formele hulpverlening, een cultuur die niet matcht met de straatcultuur van jongeren. Ze spreken de ‘taal’ niet of zijn te traag, waardoor de jongere snel afhaakt. Valkestijn: ‘Het is begrijpelijk dat jongerenwerkers zelf in dat gat springen, het is ook een uitdaging. Maar ze zijn er niet voor opgeleid en het lost het probleem van het jongerenwerk niet op. Het gaat ten koste van de eigenlijke taak.’
Serieus nemen
‘Wij hebben de middelen om jongeren te bereiken,’ zegt Faz Mir, coördinator jongerenbus en arbeidsnetwerk bij Portes. ‘De bus is een overdekte hangplek. We organiseren verschillende activiteiten en proberen een vertrouwensrelatie op te bouwen. Zodat de jongeren uit de anonimiteit komen, we tijdig problemen kunnen signaleren en ze kunnen verwijzen. Als het nodig is gaan we mee. Binnen Portes hebben we een arbeidsnetwerk om jongeren naar een baan te begeleiden.’
Maar we verwachten ook iets van ze terug, benadrukt Faz Mir. ‘Dat ze zelf verantwoordelijkheid nemen, bijvoorbeeld bij het organiseren van een activiteit. We stellen grenzen, spreken ze aan op hun gedrag en als ze problemen blijven geven, dan geen bus en geen activiteiten meer.’
Het werkt, volgens Mir én volgens jongerenwerker Morad. ‘Ik zeg: wat schiet je ermee op als je op je dertigste nog loopt te dealen? Je hebt niks, geen vrouw, geen huis. Ik ga met ze in gesprek over wat ze willen, hun behoeften, ik neem ze serieus. Je moet ze vertrouwen geven, dan krijg je het ook terug. Ik wil dat het goed met ze gaat, ik kan er niet tegen dat ze de verkeerde kant op gaan. Wij, Marokkaanse jongeren, hebben al zo’n slechte naam. Je moet vooral een luisterend oor hebben. Gedreven door mijn geloof? Nou, ik praat er met de jongeren wel over, wat wel en niet kan. Maar ik ken de Koran ook niet uit mijn hoofd.’
Gebrek aan richting
De kwaliteit van het jongerenwerk lijdt nog het meest onder het gebrek aan richting en aan de projectencarrousel, constateert de visitatiecommissie in haar rapport. Utrecht kent vier wijkwelzijnsorganisaties en werkt met twee organisaties van buiten de stad, onder andere met Youth for Christ. ‘Stedelijke kennis van de verschillende organisaties wordt weinig gedeeld’, luidt het oordeel van de commissie. Terwijl dat belangrijk is. Marja Valkestijn: ‘Jongerenwerk gaat om langdurig contact met jongeren. Als jongerenwerk draait op tijdelijke projecten, er geen continuïteit is van werkers en er bovendien geen goede overdracht en samenwerking tussen organisaties is, komt dat de jongeren niet ten goede.’
‘Een tijdje geleden werkten hier in The Mall een jongen en meisje die al anderhalf jaar een relatie hadden. Natuurlijk werd door de jongens hier in het buurthuis hun seksleven uitgebreid besproken. Toen bleek dat ze allebei nog maagd waren. Daar hebben we een discussie over gehad. Je brengt je waarden mee in het werk, maar het christelijke geloof is niet de boodschap die ik uitdraag naar de jongens.’
René Boeije is al ruim vijf jaar betrokken bij het werk in de Rotterdamse wijk Spangen, drie jaar is hij daar nu jongerenwerker. The Mall is een landelijk netwerk van jongerenwelzijnswerk van Youth for Christ. De 30 centra in 20 steden bieden ‘een veilige plek voor jongeren waar ze zich thuis kunnen voelen’. ‘In de VS is het de hangplek voor jongeren, maar het staat ook voor de plaats waar je altijd met meer vandaan komt dan dat je had toen je ernaartoe ging,’ legt Boeije uit. ‘We bieden een aantal dingen aan en hopen dat de jongeren met méér bagage thuis komen. Dat ze niet alleen goed gevoetbald hebben, maar ook leren om zich te beheersen als scoren even niet lukt.’
The Mall
The Mall is ontstaan binnen Youth for Christ Nederland, een christelijke jongerenbeweging, om meer maatschappelijk relevant bezig te zijn. ‘Dat is iets anders dan het kerkelijke, missionaire jongerenwerk van YfC,’ verduidelijkt Elize Lam. Zij is verantwoordelijk voor de inhoudelijke ontwikkeling van het welzijnswerk van YfC. In Rotterdam is YfC in 2001 begonnen met The Mall: ‘We willen zijn waar jongeren zijn en aansluiten bij hun behoeften en vragen.’
Pubers worstelen in het algemeen met zingevingsvragen. Dat hoort ook bij hun ontwikkeling, zegt Elize Lam. Ook in het jongerenwerk komen dit soort vragen aan de orde. ‘Wij zeggen niet ‘God is het antwoord’, maar reageren wel op dergelijke vragen vanuit onze christelijke levensovertuiging. De jongerenwerker gaat het contact aan met jongeren vanuit zijn visie hoe hij in het leven staat.’ Elize Lam: ‘Op het individu gericht. Uitgangspunt is: ik ben mens en jij ook, wat brengt dat met zich mee?’
Samen iets opbouwen
The Mall in Spangen herbergt twee avonden in de week zo’n veertig tot vijftig Antilliaanse, Kaapverdiaanse en Surinaamse jongeren. In de sportzaal geeft een enorme zwarte jongen met veel ‘Black drama’ een basketbalshow weg. In de chillruimte hangen een vijftal jongeren van 12 tot 15 jaar met het populaire broodje Bapao. Ze willen allemaal bellen met de mobiele telefoon van René. Maar die is leeg.
‘In het begin trek je zelf ook een muur op om je te beschermen.’ René Boeije weet hoe lastig het is de allochtone straatcultuur te bereiken. ‘De afgelopen jaren hebben we de switch gemaakt van wij tegen zij, naar samen iets opbouwen. Hoe? Die jongens ruiken dat je voor hen gaat. Ik laat mijn bewogenheid zien over hun situatie. Ik zeg ook dat ik ’s nachts wakker lig als ze weer iets stoms hebben gedaan. We bouwen een relatie op, omdat ik van ze houd. Dat weten ze, omdat ik het tegen ze zeg.’
‘Ik veroordeel de jongeren niet. Wat ze doen, staat los van wie ze zijn. Dan ben ik blij christen te zijn. Ik hoef geen muur op te trekken, God staat naast me. Zeker, dat helpt me. Ik probeer te doen wat Jezus zou doen: iedereen een kans geven. Ik heb heel goed contact gekregen met een jongen die ook een keer met een honkbalknuppel voor me heeft gestaan.’
De trots van The Mall in Spangen is de opnamestudio in aanbouw. De jongeren bouwen de studio zelf. Boeije: ‘Om er hun rapmuziek te maken en cd’s te branden – ze willen allemaal rapper worden. Uitgangspunt is dat ze zelf het resultaat zien van wat ze doen en zelfvertrouwen krijgen.’
Gezamenlijk gebed
Zelfs met de christelijke motivatie van onvoorwaardelijke naastenliefde moet de YfC-jongerenwerker toch ook tegen de muur van ontoegankelijke en onbetrouwbare jongeren aanlopen? ‘Jazeker,’ bevestigt Elize Lam, ‘maar de jongerenwerker zal die jongere altijd weer een nieuwe kans geven. We zijn erop gericht, net als Jezus, om mensen erbij te betrekken.’
Aan René Boeije de vraag of hij als Christen zijn werk anders doet. ‘Ik denk ’t wel. Je kunt die extra mijl gaan. Ik haal kracht uit mijn geloof, net als mijn collega-jongerenwerkers. We houden elkaar op de been door te bidden in het teamoverleg. Als de open avond in The Mall voorbij is en de jongeren zijn weg, dan bidden mijn collega’s en ik altijd samen. In die rust besef je dan soms dat die klootzak die de boel kort en klein heeft geslagen misschien toch eigenlijk groot probleem heeft.’
Dit artikel staat in Zorg + Welzijn Magazine nummer 4, april 2009.
Bron: Foto: Stijn Rademaker
als men valt over de discussie wel of geen christenen in dien mogen nemen blijf je met je werk aan de oppervlakte. Dat zijn gewoon 2 punten op dezelfde, wat lange lijn.
Zowel een christen als een gewone Marokkaan als een moslim Marokkaan neemt zijn eigen identiteit mee in zijn/ haar werk. Misschien moeten we de term ‘zieltjes winnen ‘ maar eens verbieden.
Ontken dat niet. Als duidelijk is dat mensen met christelijke waarden dieper tot de ziel van probleemjongeren doordringen bereiken ze toch een goed doel?
Dus ga er voor!
Praten over identiteit laat nooit zien wat goed is, doen wel!