‘De muren komen op me af, ik word er helemaal gek van om in dit huis te leven.’
‘Vertel eens wat zit u zo dwars.’ ‘We zijn met ons bedrijf gestopt om financiële reden en dat is allemaal heel vervelend gegaan. Nu nog steeds worden we geconfronteerd met de gevolgen daarvan. Een van de consequenties is dat we nu in een rijtjeshuis wonen dat heel erg klein is. We komen volgens de woningbouwvereniging niet in aanmerking voor een groter huis en ik weet niet wat ik moet doen om het voor mezelf en mijn man leefbaar te maken. Eerst wil ik even zeggen dat er natuurlijk niks mis is met een rijtjeshuis, miljoenen mensen leven er gelukkig en tevreden. Maar wij zijn allebei opgegroeid op een boerderij en hebben er tot voor kort met heel veel plezier gewerkt. We zijn gewend aan ruimte zowel binnen als buiten. In het huis waar we nu wonen kun je niet eten in de keuken omdat er geen tafel kan staan. Ik hoor alles van de buren, dus ik ga er vanuit dat ze ook alles van ons horen. Buiten zitten in de zomer durf ik niet, omdat iedereen alles letterlijk kan verstaan wat we zeggen. We durven niet eens meer ruzie te maken waardoor de spanningen tussen ons soms heel erg hoog oplopen. Ik weet het niet meer.’*
Rouwproces
Tonny Verrijt, coördinator van de Zelfhulporganisatie voor Bedrijfsbeëindiging (ZOB, tegenwoordig ook wel Zorg om Boer en Tuinder genoemd), krijgt op haar kantoor in Zwolle veel van dit soort telefoontjes binnen. Ze hoort veel schrijnende verhalen van agrariërs die in de problemen zitten. ‘Boeren en tuinders die moeten stoppen, gaan door een rouwproces heen. Soms lijkt alles goed te gaan, maar ze hoeven maar een bepaalde lucht te ruiken en ze gaan finaal onderuit. Veel relaties stranden, want praten is vaak erg moeilijk. Ze moeten een nieuw doel in het leven zoeken. Dat is lastig want ze hebben vaak te maken met een identiteitscrisis. Ze voelen zich een burger op klompen. Geen boer meer en ook geen ‘gewone’ burger. Ze horen nergens bij.’
Verrijt weet waar ze het over heeft. In 1989 moesten zij en haar man om financiële redenen zelf stoppen met hun boerderij. ‘We konden er moeilijk over praten, want er rustte een groot taboe op. We werden op een gegeven moment uitgenodigd om met lotgenoten te praten en dat voelde zo goed. Je hoefde niks meer uit te leggen. Met lotgenoten praten heeft een heilzame werking. Ik merkte dat mijn ervaring een gereedschap kon zijn.’
Nadat zij en haar man stopten met boeren, studeerde Verrijt maatschappelijk werk en sociale dienstverlening. Daarna begon ze met een groepje andere vrijwilligers in Noord-Brabant boeren voor, tijdens en na de bedrijfsbeëindiging te ondersteunen. In 1993 is de ZOB officieel van start gegaan met Verrijt als enige betaalde kracht. Ze begon met twaalf vrijwilligers maar inmiddels zijn dat er 72. Allemaal ex-boeren en ex-tuinders die als vrijwillige ervaringsdeskundigen andere boeren willen helpen. Inmiddels vertegenwoordigt ZOB Nederland zes regio’s. De vrijwilligers krijgen een uitgebreide intake en training en worden door Verrijt goed in de gaten gehouden. ‘Boeren die hulp nodig hebben bellen vaak naar het landelijke kantoor van de ZOB en van daaruit zoek ik een vrijwilliger die op huisbezoek gaat. Soms blijft dit bij één gesprek, maar er kan ook jarenlang contact zijn. We leren vrijwilligers grenzen aan te geven van hun eigen capaciteit. Ze kunnen altijd bij me terecht als ze vragen hebben over hoe ze iets moeten aanpakken. Erkenning en herkenning zijn dingen die de boeren hard nodig hebben. Vrijwilligers kunnen die hulp geven. Soms wordt doorverwezen naar professionele hulpverleners, maar vaak is een gesprek met vrijwilligers genoeg. Boeren vinden het ook fijner om met een ex-boer te praten. Ze worden begrepen. Als ze wel professionele hulp nodig hebben, gaan de ZOB’ers mee in dat traject. We hebben gelukkig nooit een gebrek aan vrijwilligers.’
De ervaringsdeskundigen moeten soms letterlijk en figuurlijk puinruimen. ‘Soms treffen ze een chaos aan van ongeopende post en een enorme bende in huis. Dan steken ze eerste de handen uit de mouwen. Maar de belangrijkste taak is vooral luisteren en vanuit hun eigen ervaringen kunnen ze boeren vertellen over wat zij hebben meegemaakt en wat dat voor hen heeft betekend. Maar het is een enorm gesloten cultuur. Veel boeren zijn van mening dat ze hun eigen boontjes wel kunnen doppen. Als ze een ziek dier hebben of een kapotte machine, dan wordt meteen hulp gezocht. Maar gaat het met hen zelf niet goed, dan is dat een ander verhaal. Door de problemen in de sector zie je veel verstoorde relaties. Ik werd een keer gebeld door een boerin, die de telefoon erop gooide toen haar man binnenkwam. Haar man mocht niet weten dat ze hulp zocht. Ook ben ik een keer door een boerin gevraagd te komen, maar de man zette me buiten zodra hij doorhad waar ik voor kwam.’
Armoede
‘Ik ben zo van mezelf geschrokken.’
‘Wat wilt u daarmee zeggen?’
‘We hebben met ons bedrijf meegedaan aan de opkoopregeling. Dat was een rationele keuze; we hebben alle voors en tegens op een rij gezet en we kwamen samen met onze adviseurs tot de conclusie dat het in veel opzichten goed was om ons aan te melden. De taxatie is goed verlopen en de beschikking die daarop volgde was voor ons een meevaller. We hebben toen nog de tijd genomen om heel goed na te denken of dit nu was wat we echt wilden.’
‘Wat was de uitkomst?’
‘Dat het goed was en dat we gaan stoppen met het bedrijf. We hebben de zeugenstapel in een keer kunnen verkopen, dat gaf een goed gevoel. Iemand anders zou verder werken met onze zeugenstapel die wij heel voorzichtig hebben opgebouwd. Vóór de vakantie waren onze stallen leeg. Heel optimistisch hebben we plannen gemaakt om met het hele gezin op vakantie te gaan. Dat hebben we ook gedaan. Met ons zessen hebben we een hele fijne vakantie gehad ergens in de bergen. Maar toen we thuis kwamen …’
‘Wat gebeurde er toen?’
‘De stilte op het bedrijf was oorverdovend, er draaiden geen ventilatoren meer, er brandde geen licht, de computer stond uit, het was afschuwelijk. Toen besefte ik dat ik iets moest gaan doen, namelijk stallen afbreken die ik eigenhandig heb opgebouwd. Ik heb me niet gerealiseerd dat me dit zo zou aangrijpen. Er zijn heel veel momenten dat ik het niet kan opbrengen om naar de plaats des onheils toe te gaan maar ik weet dat het moet, de stallen moeten plat.’
‘Het toch niet zo gek dat dit gebeurt. U hebt uw bedrijf met hart en ziel opgebouwd, het zou raar zijn als dat u niks deed.’
‘Ja, dat begrijp ik nu ook maar ik kan er in mijn omgeving bijna niet over praten; wel in mijn privé situatie maar dan houdt het ook op.’
‘Daarom is het ook goed dat u de telefoon gepakt hebt om uw verhaal te doen. En verder zijn er nog de verwerkingsweekenden van SEP-veehouderij waar u met uw partner aan deel kan nemen. Veel sterkte!’*
De laatste tijd is er meer aandacht voor de problemen van boeren die moeten stoppen met hun bedrijf. Iedereen herinnert zich de stapels met dode beesten die geruimd moesten worden na de mond- en klauwzeer en vogelpest. Verhalen over depressiviteit en armoede na deze crises deed niemand verbazen. Verrijt: ‘Toen wij stopten, kregen we het stempel slechte boeren te zijn. Boerenorganisaties ontkenden toen dat er problemen waren. Nu rust er nog steeds wel een taboe op dit onderwerp, maar het is wel wat meer bespreekbaar geworden. Door de opkoopregeling van de minister is er nieuwe begeleiding ontstaan vanuit de organisaties. Er kwamen goede voorlichtingsavonden en er was ook begeleiding bij de acceptatie en verwerking. Gelukkig is de problematiek bij hulpverleners meer onder de aandacht gekomen. De hulp aan boeren is niet anders dan bij anderen met rouwverwerkingproblemen. Toch vereist het meer kennis van de specifieke problematiek.
‘De laatste jaren heeft de sector veel te maken met rampen. Boeren worden keer op keer getroffen. De rek is er bij veel agrariërs uit. Ruimingen hebben veel trauma’s opgeleverd. Veel boeren vragen te laat om hulp. Ze modderen lang door en hebben vaak grote schulden. 48 Procent van de boeren leeft onder de armoedegrens. Met neveninkomsten kunnen ze dit een beetje op peil brengen, maar het is voor velen echt moeilijk om het hoofd boven water te houden. Het opbouwen van een nieuwe leven is voor velen lastig. Het boerenbestaan is zo’n aparte manier van leven. Het wonen en werken is zo met elkaar verweven. Daar zitten hun wortels.’
* Bewerkte columns van Tonny Verrijt, gepubliceerd op de website
www.stichtingzob.nl