Tegen drieën wordt mevrouw Van Leeuwen* onrustig. Ze zit in de huiskamer voor het raam en wil uit haar stoel, maar kan niet meer lopen. Margreet gaat naar haar toe: ‘U moet wel blijven zitten, anders moet ik het tafelblad ervoor zetten.’ ‘Dat doe je expres,’ piept mevrouw terug. ‘Nee, maar anders valt u. U hebt uw mooiste schoenen aan, zie ik. Die zwarte wilt u nooit meer aan,’ probeert groepsbegeleidster Margreet haar aandacht af te leiden. Het lukt, in ieder geval voor de komende twintig minuten.
De meeste dementerenden worden tussen drie en vijf uur ’s middags onrustig, vertelt zorgcoördinator Jeanet Padmos. ‘Op dat tijdstip kwamen vroeger de kinderen en manlief altijd thuis.’ De onrust van de bewoners van De Naber, een kleinschalige woonvorm voor dementerende ouderen in Rotterdam, kan vaak goed worden opgevangen, door persoonlijke aandacht. Ze hebben minder kalmeringsmiddelen nodig, minder incontinentiemateriaal en minder fixatie, zo blijkt uit een onderzoek van een aantal jaren geleden. ‘Omdat wij de onrust snel opmerken en er ook iets mee kunnen doen,’ verklaart Padmos. ‘We beginnen bijvoorbeeld om een uur of vier met de voorbereidingen voor de warme maaltijd. De bewoners helpen mee. Wordt iemand onrustig, dan proberen we die bewoner aan tafel te krijgen door een kopje thee of koffie aan te bieden. Als je zo dicht op de mensen werkt, kan je meer aandacht besteden aan hun wensen en behoeften.’
Weerstand
Dementerenden met een psychogeriatrische (verpleeghuis)indicatie wonen in De Naber in kleine wooneenheden van zes bewoners. Allen hebben ze een eigen kamer en een eigen voordeur. Gezamenlijk hebben ze een huiskamer en een keuken, waar wordt gekookt en waar de ouderen meestal met z’n allen de dag doorbrengen. De Naber – de ‘nabuur’ van verpleeghuis De Hofstee – is in 1995 als experiment opgezet en specifiek gebouwd als kleinschalige woonvorm. Het is een gesloten instelling, met een zestal woongroepen voor zes mensen. Op de woongroep werkt één groepsbegeleidster per dienst.
De Naber is acht jaar geleden ontstaan toen twee directieleden van wat nu heet: Netwerk Zorgaanbieders Rotterdam (NZR), vonden dat ‘op de huidige wijze niet met demente mensen omgegaan mag worden’. Afdelingen met dertig mensen en vijf personeelsleden, slapen in slaapzalen en altijd maar wachten op de ziekenverzorgende die haar taak op dat specifieke tijdstip moet verrichten. Dat zijn de verpleeghuizen van weleer. ‘Wij wilden de zorg kleinschaliger en vriendelijker maken, dichter bij de mensen brengen,’ zegt Peter van Breugel, toen directeur van het aanpalende verpleeghuis De Hofstee en samen met Jos Stienen grondlegger van het ‘Nabermodel’. ‘Ons uitgangspunt was: verpleeghuiszorg die in de 21ste eeuw geschikt zou zijn voor onze vaders en moeders. We gingen eigenlijk uit van wat wij zelf zouden willen, ja.’
De oprichting van De Naber stuitte toentertijd op grote weerstand. Alleen de zorgverzekeraar, met name voorzitter Hans Wiegel, zag het zitten. Het ministerie dreigde de erkenning van initiërend en gelieerd verpleeghuis De Hofstee in te trekken, vlak voor de bouw van De Naber gereed was. Ook de koepel voor verpleeghuizen was in eerste instantie tegen. ‘Men vond het geen verpleeghuiszorg,’ zegt Van Breugel. ‘De discussies die ik heb moeten voeren…. Zelfs over het tapijt, zo’n klassiek bloemetjesmotief voor de huiskamersfeer. Dat kostte te veel in het onderhoud. Of de vitrage – ook in die traditionele stijl – die brandgevaarlijk zou zijn.’ Uiteindelijk heeft Wiegel een lans gebroken voor het Nabermodel en ging het hele project in 1995 toch door.
Remedie
Het uitgangspunt voor de bewonerszorg in de Naber is dat de mensen zelf aangeven wat ze willen en kunnen, samen met de familie. De bewoners houden hun eigen keuzevrijheid en hun privacy en worden zoveel mogelijk betrokken bij de dagelijkse gang van zaken in de woongroep. De bewoners helpen bijvoorbeeld mee het avondeten te maken. ‘Alleen al de geur van eten, van gebraden vlees, geeft een huiselijke sfeer die de bewoners herkennen van vroeger,’ zegt zorgcoördinator Padmos. ‘Ze zitten aan tafel met elkaar te praten. Als je de bewoners betrekt bij de dagelijkse dingen, houd je ze ook actief. Mensen die het gevoel hebben nuttig te zijn, behouden hun zelfrespect. Het is ook een goede remedie tegen het voortschrijdende dementieproces.’
Het werkt echt, bevestigt groepsbegeleidster Margreet Michels: ‘Mensen zijn rustiger, meer op hun gemak en beginnen ook weer te eten. Veel dementerenden die hier binnenkomen zijn erg afgevallen, maar komen hier weer op gewicht omdat ze gewoon lekker eten met z’n allen.’
Michels werkt vanaf het begin in De Naber en ervaart aan den lijve hoe belangrijk het is voor bewoners om zelf het ritme van de dag te bepalen. ‘Wie pas om 10 uur uit bed wil komen, die help ik om 10 uur. Een mevrouw hier in de groep wil graag Hollandse pot eten. Dus als we macaroni eten, hebben we stamppot in de vriezer staan van een vorige maaltijd.’ De betrokkenheid met de bewoners vindt Michels heel belangrijk. ‘Je ziet dingen van mensen die belangrijk zijn, omdat je het overzicht hebt over de groep. We hebben een mevrouw die niet kan aangeven dat ze naar het toilet moet. Als ik zie dat ze onrustig is dan weet ik dat ik haar naar de wc moet brengen.’
Bewoners van De Naber komen binnen met een verpleeghuisindicatie. Maar De Naber is een extramurale instelling, een financiële constructie die is ontstaan door de schotten in de zorg en de problemen met de start van het woongroepmodel. De familie huurt de kamer van de woningbouwvereniging. Eten en drinken wordt maandelijks betaald met een voorschotbedrag door de bewoners, dan wel hun financieel beheerder. Het zorggedeelte, met name de personele- en medische kosten, is voor rekening van de AWBZ. De rest – bijvoorbeeld schoonmaakkosten, betaalt het aanpalende verpleeghuis De Hofstee. Het buurverpleeghuis heeft overigens net een ingrijpende verbouwing achter de rug: grote afdelingen van 30 bewoners zijn omgebouwd tot wooneenheden van zes tot acht bewoners. Het Nabermodel heeft ook in De Hofstee zijn intrede gedaan. Wonen en zorg in De Hofstee worden overigens wel volledig door de AWBZ gefinancierd.
Lage instroom
Accordeonmuziek schalt door de huiskamer. De zware eikenhouten kasten, de Perzische kleedjes op de salontafel, de met hout omlijste schilderijtjes aan de muur komen allemaal van de bewoners zelf. Ondanks dat de huiskamers en keukens uitkomen op een gang die een hofje omtrekt, waan je je in de woning van je oma. Het is eigenlijk heel logisch om ouderen in deze woongroepvorm op te vangen en te verzorgen. Hoe hebben we ooit die grote verpleeghuizen kunnen bedenken? Ze komen voort uit de vroegere verkeerde bedden problematiek van de ziekenhuizen, weet Peter van Breugel te vertellen. Voor mensen die geen ziekenhuiszorg meer nodig hadden, maar wel 24-uurs zorg, zijn de verpleeghuizen in het leven geroepen en gebaseerd op het ziekenhuismodel.
Inmiddels zijn veel instellingen bezig hun zorg ‘kleinschaliger en bewonersgericht’ aan te bieden. De Naber krijgt ook regelmatig bezoek van andere verpleeghuisdirecteuren, die komen kijken hoe deze woongroepvorm werkt. Met de huidige wensen van bewoners en familie voor meer individuele zorg en aandacht, verwacht je dat de wachtlijsten van De Naber lang zullen zijn. Maar niets is minder waar. De lage instroom wordt zelfs een beetje nijpend. De reden is volgens Jeanette Padmos vooral te zoeken in het grote aantal zorgaanbieders in Rotterdam, die verschillende nieuwe manieren verzinnen om hun diensten aan de man te brengen. ‘We zouden beter onderling met de verschillende instellingen afspraken kunnen maken, maar dat gebeurt nog te weinig.’