Sinds 2013 schommelt het verzuim in de sociaal werk rond de vijf procent. In 2015 nam het verzuim in deze sector toe tot 5,3 procent en deze stijgende lijn lijkt ook in 2017 door te zetten. De eerste helft van het jaar lag het verzuim op 5,6 procent en daarmee is het hoger dan de afgelopen jaren.

Welzijn en opvang

Binnen het verzuim in het sociaal werk maakt het CBS onderscheid tussen verzuim in verschillende sectoren zoals breed welzijn en de maatschappelijke opvang. In de subbranche breed welzijn is het verzuim tot en met 2015 gedaald. Sinds 2016 neemt het weer toe. In de maatschappelijk opvang is de het verzuim grilliger: in 2013 daalde het, in 2014 en 2015 nam het toe en in 2016 is het weer afgenomen. In breed welzijn ligt het jaarlijks verzuim in 2015 en 2016 lager dan in de totale branche, in de maatschappelijke opvang ligt het hoger.

Jeugdzorg

In de jeugdzorg was het verzuimcijfers jarenlang constant. Van 2012 tot en met 2014 was dit 5,3 procent. In 2016 was er een stijging naar 5,8 procent en ook in 2017 lijkt het percentage weer hoger uit te komen. In de eerste helft van het jaar was het verzuim 5,9 procent.

Uit onderzoek van het CBS blijkt dat de werkdruk in Nederland het hoogst is in de gezondheidszorg. Ook in de verzorgings- en welzijnssector ligt de werkdruk boven het gemiddelde. Lees meer >>

Hoe wordt het berekend?

Om het gemiddelde ziekteverzuim te kunnen berekenen, heeft het CBS de volgende definitie gehanteerd voor het ziekteverzuimpercentage: ‘Het ziekteverzuimpercentage is het aantal ziektedagen van een werknemer in het afgelopen jaar, afgezet tegen het totale aantal beschikbare werkdagen van die werknemer. Dit betekent dat rekening wordt gehouden met deeltijdwerk.’

Arbeidsmarktorganisatie FCB maakte twee factsheets over het ziekteverzuim in het sociaal werk en de jeugdzorg. Bekijk ze hier >>