Sinds 2014 experimenteren enkele gemeenten met JIM – Jouw Ingebrachte Mentor. Wanneer een jongere uit huis geplaatst dreigt te worden, kan de mentor de jongere begeleiden en uithuisplaatsing voorkomen. ‘Ja, dat lukt’, zegt onderzoeker en orthopedagoog Levi van Dam, ‘90% van de jongeren uit de JIM-groep kreeg met succes ambulante behandeling als alternatief voor uithuisplaatsing.’ De jongere krijgt een stem, zegt Van Dam. ‘Belangrijk is dat de jongere met zijn JIM een relatie op basis van vertrouwen heeft.’
Uithuisplaatsing
Een team van onderzoekers van verschillende universiteiten vergeleek 96 jongeren met een JIM met een controlegroep van 104 jongeren met vergelijkbare problemen die in een residentiële instelling verbleven. Van de jongeren met een JIM wist 83% een mentor te vinden na gemiddeld 33 dagen van het besluit tot eventuele uithuisplaatsing. De meesten van hen kozen een familielid, 17% koos een vriend, 12% een vriend van de ouders, 11% een kennis en 5% koos een buur.
Mentor
De mentoren bieden vooral sociaal-emotionele steun aan de jonge. De toegevoegde waarde van de JIM is volgens Levi van Dam, die mede het onderzoek uitvoerde, dat een mentor op een andere manier steun geeft dan een professional dat zou doen. ‘Een mentor uit de eigen omgeving heeft een andere beoordeling en meer doorpakvermogen. Hij kan aangeven: “dit is normaal gedrag, het is de mores in dit gezin”. De JIM helpt jongeren en ouders het thuis vol te houden onder moeilijke omstandigheden.’
Co-creatie
De aantallen uithuisplaatsingen zijn in 2016 weer gestegen naar zo’n 36.000 uithuisplaatsingen. Na een aanvankelijke daling in 2015 tot 33.000 uithuisplaatsingen. ‘Professionals denken bij complexe gezinssituaties nog te veel vanuit veiligheid’, vindt Levi van Dam. ‘Ze zijn terecht bang dat zij als professional verantwoordelijk worden gehouden als er iets mis gaat in het gezin. Toch zijn we daarin echt doorgeslagen. We zijn teveel op de stoel van de ouders gaan zitten, terwijl professionals in de jeugdzorg beter in co-creatie met het netwerk van de jongere zouden moeten werken.’
Loyaal
Wat moet de professional doen als een JIM wordt gevonden door de jongere? Van Dam: ‘Een hulpverlener moet ego-loos zijn, met derde partijen goed samenwerken en zijn expertise delen. Een professional moet begrijpen dat een jongere loyaal is naar zijn familie, dus moet hij proberen een pedagogische alliantie met het sociale netwerk te smeden rondom de jongere.’ Niet gemeten in het onderzoek is trouwens of de inzet van de JIM de problemen in het gezin heeft doen afnemen. Volgend jaar start een meerjarig onderzoek daarnaar in 4 gemeenten.
Verklaring omtrent gedrag
Actueel is de eis van de gemeente Rotterdam, waar JIM wordt ingezet, dat alle mentoren een VOG, een Verklaring Omtrent het Gedrag, moeten hebben. Levi van Dam is faliekant tegen: ‘Ik hoef toch ook geen VOG te hebben als ik mantelzorg bij mijn oma doe? Als je een VOG eist, dan zeg je eigenlijk tegen jongeren: “Je krijgt wel een stem, maar jouw keuze voor een mentor wantrouwen wij”. Ook dit is weer een staaltje van overdreven veiligheid denken.’