Maar eerst een voorbeeld. Henk, niet zijn echte naam, heeft last van zijn oren. Zijn begeleidster merkt dat hij nogal vreemd reageert als ze iets tegen hem zegt. Dus maakt ze een afspraak bij de huisarts om zijn oren te laten nakijken. Eenmaal in de spreekkamer zegt Henk dat hij buikpijn heeft en dus onderzoekt de huisarts zijn buik. Henk is niet de enige met een verstandelijke beperking die na bezoek aan de huisarts met een verkeerde diagnose thuiskomt. Met deze 6 tips verloopt een consult effectiever.
1. Lees je goed in en plan een dubbelconsult
Goed voorbereiden op een bezoek van je cliënt aan de huisarts is essentieel, zegt Viets. ‘Luister naar de klachten van je cliënt, overleg met je collega’s, zijn familie of zijn wettelijke vertegenwoordigers en sla zijn dossier erop na om te achterhalen wat er precies bij hem speelt en wat zijn voorgeschiedenis is.’ Heeft de cliënt de klacht vaker? Slikt hij daarvoor medicijnen? Welke medicijnen en welke per sé niet en wat voor invloed heeft dit op hem? Is er iets veranderd in zijn voedingspatroon? Vindt hij een bezoek aan de huisarts spannend? Kan hij zelfstandig naar de huisarts of moet er iemand met hem mee?
Als er een arts voor verstandelijk gehandicapten (arts VG) bij hem betrokken is, kun je die inschakelen als je bepaalde informatie mist of wanneer je niet goed kan inschatten of een bezoek aan de huisarts nodig is. ‘Een arts VG heeft overzicht en kan bijvoorbeeld beoordelen of de beperking van de cliënt van invloed is op zijn gezondheid en of hij wel naar de huisarts moet. Soms is een behandeling door een arts VG efficiënter.’ Is een afspraak met de huisarts nodig, vraag dan altijd om een dubbelconsult zodat de cliënt voldoende aandacht krijgt.
2. Bereid je cliënt voor op een bezoek aan de huisarts
Is je cliënt zelfstandig genoeg dan kan hij zelf een afspraak maken met de huisarts en is een voorbereiding van het consult niet nodig. Maar is hij dat niet, bepaal dan of je cliënt na een goede voorbereiding alleen kan gaan of moet worden begeleid. En door wie. Mits in beeld en betrokken bij de cliënt zijn dit zijn ouders. Een broer of zus kan ook.
Ga je als begeleider met hem mee, zorg dan dat je weet waarom jij meegaat. Viets: ‘Bespreek voor het consult met je cliënt wat hij mankeert, achterhaal welke voorgeschiedenis al bekend is en of er iets in het dossier staat over bijvoorbeeld zijn bloeddruk, gewicht, epileptische episoden en over urine- en bloedonderzoek. Kijk ook of er al een afspraak is gemaakt met de huisarts en of zijn urine eventueel al is ingeleverd. Vul vervolgens samen met je cliënt een vragenlijst in voor de huisarts met daarop zijn naam, geboortedatum, adres, welke klachten hij de laatste dagen heeft, zijn vraag aan de huisarts en andere relevante gegevens die de huisarts moet weten.’
3. Zorg dat cliënt en huisarts met elkáár communiceren
Ga je als begeleider met je cliënt mee naar de huisarts, laat hem dan zelf op zijn manier het woord voeren en vertellen wat er aan de hand is. Wees er alert op dat de huisarts rechtstreeks met hem praat. Gaat er iets mis in de communicatie, vertaal dan eventueel als begeleider wat zij bedoelen. Viets: ‘Veel artsen voeren vaak het woord tegen mij als begeleider. Daar corrigeer ik ze dan in. Een cliënt moet zich gezien en gehoord voelen en de arts moet hem als volwassen mens serieus nemen.’
4. Zet de informatie van de huisarts in het dossier
Ga je als begeleider met de cliënt mee naar de huisarts, bespreek dan na wat er is besproken, wat vervolgstappen zijn, wat voor medicijnen de arts heeft voorgeschreven en wat daarvan eventueel de bijwerkingen zijn. Vervolgens begeleid je de cliënt weer naar zijn dagelijkse ritme en neem je contact op met de apotheker. Je let erop dat de medicatie daadwerkelijk aankomt en klopt. Anders trek je weer aan de bel bij de apotheker of je zorgt dat een collega dit doet.
Gaat de cliënt alleen of met zijn ouders, vraag dan altijd hoe het consult verliep en of er bijzonderheden waren. Controleer of de huisarts op papier heeft gezet wat hij bij de cliënt heeft gedaan en wat deze nodig heeft. Viets: ‘Is er geen informatie bekend, neem dan na toestemming van de cliënt, contact op met de huisarts voor een terugkoppeling, dan weet je als begeleider welke acties er eventueel nodig zijn. Informatie over het consult en de medicijnen zet je in het dossier van de cliënt.’
5. Wees een gesprekspartner voor de huisarts
Doet de huisarts geen moeite de cliënt te begrijpen, ga dan als professional daarover met hem in gesprek. Wees ook waakzaam hoe de huisarts omgaat met opiaten. Soms krijgt een cliënt zware pijnstillers of antipsychotica voorgeschreven en treden er bijwerkingen op. Hiertegen schrijft de arts dan weer andere medicatie voor. Dit is niet altijd bevorderlijk voor de gezondheid van de cliënt. Viets: ‘Is hier sprake van, bespreek dan met de huisarts wat je opvalt, vertel hem waarom dit niet goed werkt en vraag hem of de medicijnen kunnen worden afgebouwd.’ Maak hiervan een verslag in het dossier.
6. Vraag je organisatie te faciliteren
Organisaties moeten begeleiders voldoende faciliteren om medisch te kunnen werken. Bijvoorbeeld door lijsten te verschaffen waarop staat welke medicijnen cliënten slikken en waarop begeleiders kunnen aftikken of cliënten hun medicatie al hebben ingenomen. Viets: ‘Het zou mooi zijn als organisaties ons ook zouden faciliteren met een standaardformulier die je kunt opbergen in het dossier en waarop de cliënt, de begeleider en de huisarts onderling kunnen communiceren. Een print daarvan zou je dan eventueel kunnen meegeven naar een specialist of een persoonlijk begeleider.’
Link naar de Goed Gesprek Gids