Karen van Hoek, maatschappelijk werker van het gebiedsteam Ameland, zorgt voor een passend onthaal. Ze vangt haar bezoek op bij de veerboot, die tussen het Friese Holwerd en het Waddeneiland pendelt. Lachend wijst ze op de Max Mobiel, het elektrische wagentje voor twee personen. Auto’s zijn weliswaar toegestaan op Ameland, maar in de centra van Nes en Hollum, de twee grootste dorpen op het eiland, wordt gemotoriseerd verkeer geweerd. ‘Om die reden zetten we de Max Mobiel ook in voor het sociaal werk, bijvoorbeeld bij het maatjesproject. Deelnemers worden in dit karretje opgehaald.’
In nóg een ander opzicht is de ontvangst bij het veer toepasselijk, legt Van Hoek uit. Zelf woont ze in Noordoost-Friesland, aan de wal dus. ‘Begin ik mijn werkdag met een afspraak bij een cliënt thuis, dan is het heel normaal dat cliënten vragen: zal ik je even op komen halen bij de boot?’
Kleine gemeenschap
Het maakt het contact met haar cliënten soms net wat informeler, ervaart Van Hoek. Maar waar ze ook komt: de eerste vraag die op haar afgevuurd wordt, is of zij op het eiland woont of niet. Amelanders vinden het namelijk fijn dat Van Hoek niét op het eiland woonachtig is. ‘Het toeristische seizoen is nu natuurlijk in volle gang, dus een buitenstaander ziet het niet. Maar Ameland is een kleine gemeenschap, waar men elkaar door en door kent. Het is ons kent ons, met veel sociale controle. Dat heeft mooie kanten, maar ook minder mooie kanten. Mensen lopen bijvoorbeeld niet te koop met hun problemen. De drempel om hulp van het eilandteam in te schakelen is best hoog’, vertelt Van Hoek, terwijl ze de Max Mobiel door het centrum van Nes stuurt.
Toeristische sector
Hollum is het grootste dorp van het eiland, Nes de plek waar het gros van de toeristen verblijft. Verreweg de meeste Amelanders verdienen hun brood ook in de toeristische sector. Het is zelfs zo dat de zomervakantie er steevast eerder begint en een week korter duurt. Die vakantieweek wordt ingehaald in de herfst, zodat de eilandbewoners tenminste twee weken herfstvakantie kunnen vieren.
En nog een opmerkelijk feit: op dit Waddeneiland wordt Amelands gesproken, het eigen dialect. ‘Toen ik hier begon, dacht ik dat de Amelanders het fijn zouden vinden als ik Fries tegen ze zou praten. Maar dat werd niet gewaardeerd. Je spreekt hier Amelands of Nederlands. Of Duits natuurlijk, want er zijn veel Duitse vakantiegasten’, weet Van Hoek. ‘Misschien willen ze zich afzetten tegen de Friezen, dat vind ik lastig om te zeggen. Maar laat ik zeggen dat Ameland een gemeenschap op zich is.’
Groot takenpakket
Ondertussen heeft ze in Nes de brommobiel geparkeerd nabij ontmoetingscentrum De Toel. Op deze zomerdag is de jaarlijkse rommelmarkt gaande, waar veel eilanders en toeristen op afkomen. Het is een gezellige boel, ziet ook Claudia Brouwer, al 23 jaar werkzaam bij het Sociaal Cultureel Werk Ameland. Omdat het eiland ‘slechts’ 3500 inwoners telt, is haar takenpakket zeer uiteenlopend. Ze is bijvoorbeeld verantwoordelijk voor het vrijwilligerssteunpunt, maar ook de peuterspeelopvang, het jongerenwerk en het seniorenwerk vallen onder haar paraplu. ‘Het fijne aan het eiland is dat het tegelijkertijd ook heel overzichtelijk is. Iedereen kent iedereen, lief en leed worden hier gedeeld’, vertelt Brouwer, die tal van voorbeelden kan noemen.
Een mooie geslaagde actie was bijvoorbeeld ‘Soep op de stoep’, dat samen met lokale horecaondernemers tijdens de eerste coronalockdown werd geïnitieerd. ‘Op sociale media zag ik dat veel eilanders met elkaar meeleefden en graag wat voor elkaar wilden betekenen. Zo kwam een ondernemer op het idee om soep langs te brengen bij de ouderen, in combinatie met kaartjes en telefoonnummers waar ze eventueel naartoe konden bellen voor een praatje. Dat sloeg geweldig aan’, zegt Brouwer.
Omslag in welzijnswerk
Ze legt uit dat het project na corona een vervolg heeft gekregen. Nog steeds wordt eens in de twee weken een gezamenlijke maaltijd in de Toel of Ons Hol, het ontmoetingscentrum in Hollum, geserveerd. ‘In no-time meldden de vrijwilligers zich destijds aan om het eten langs te brengen. Nu is het een op zichzelf staande activiteit, gerund door de vrijwilligers en waar ik hooguit in ondersteun. Met die omslag zijn we in het welzijnswerk volop bezig.’
De rommelmarkt vandaag is daar ook een voorbeeld van: vrijwilligers zijn in de lead, Brouwer ondersteunt op de achtergrond. ‘Maar vrijwilligers zijn, als er zich wat voordoet, geneigd om dan toch naar mij als professional te kijken. Die verantwoordelijkheid nemen, dat gaat hier wellicht wat langzamer dan op de wal’, vermoedt Brouwer.
Directe betrokkenheid
Zelf kent ze als eilander álle mensen. Op momenten dat het lastig is, bindt het eilandleven samen, is haar ervaring. ‘De directe betrokkenheid is ontzettend hoog. Het is de gewoonste zaak van de wereld dat als een eilander overlijdt alle mensen in het dorp een kaartje in de bus krijgen. In sommige gevallen geldt dat zelfs voor het hele eiland.’
Voorzieningen
Het besef dat je het met z’n allen moet doen, leeft sterk op Ameland. ‘Dat komt ook omdat sommige voorzieningen hier niet voorhanden zijn’, legt Brouwer uit. Neem bijvoorbeeld het voortgezet onderwijs: op het eiland wordt er havo en vwo tot en met het derde leerjaar verzorgd. Brouwer heeft kinderen die daarom op 16-jarige leeftijd al in Leeuwarden doordeweeks op zichzelf wonen. ‘Zo gaat dat nou eenmaal. Eén van de Amelanders koopt dan een appartement in Leeuwarden voor zijn of haar kind en de andere kamers in het appartement worden verhuurd aan andere tieners van het eiland. De gezinnen helpen elkaar.’
Het is een ingrijpende stap, zo jong op jezelf moeten wonen, erkent Brouwer. ‘Maar de tieners hier staan anders in het leven dan tieners van de wal. Hier zijn ze vanaf 13-jarige leeftijd elke zomer aan het werk, als afwasser in de keuken of in de schoonmaak. Jongeren zijn hier sneller zelfstandiger.’
Kortere lijnen
Over jongeren gesproken: een paar minuten later heeft Van Hoek een afspraak met Thea* die twee kinderen heeft in de hulpverlening. Thea legt uit dat ze daardoor ook te maken heeft met de hulpverlening op de wal. ‘Mijn ervaring is dat de hulpverlening op Ameland veel kortere lijnen heeft. Meld je je op de wal met een hulpvraag, dan duurt het langer voordat daadwerkelijk hulp geboden wordt. Er staan meer schotten tussen.’
Een ander belangrijk verschil is volgens Tea dat er op het eiland meer wordt gekeken naar de mogelijkheden van een kind in plaats van naar de onmogelijkheden. ‘We zijn daardoor geneigd om dingen te bagatelliseren. Als een kind een ontwikkelingsachterstand heeft, dan wordt al snel gezegd: dat maakt niet uit, want hij of zij kan dit wél. De dingen benne zoals ze benne, zeggen ze dan.’
Amelander oplossing
Van Hoek herkent dat. Het is een voorbeeld van de ‘Amelander oplossing’, zoals het zelf noemt. ‘Zo van: als het niet gaat zoals het moet, dan moet het maar zoals het gaat. Dat is mooi, want daardoor zie je dat mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt hier makkelijk werk vinden. Er wordt altijd een oplossing gezocht. Maar er schuilt ook een gevaar in. Serieuze issues worden minder belangrijk gemaakt, ze worden klein gehouden, met als gevaar dat individuen niet helemaal tot hun recht komen. Dat is het spanningsveld waarin we opereren.’ Het is ook de reden dat Van Hoek als hulpverlener relatief laat wordt ingeschakeld. ‘Daarom geldt dat als ik word gebeld, ik er nog dezelfde week of die week erop langsga.’
Onbekommerd
Thea, die blij is met de extra hulp voor haar kinderen, heeft haar hart verpand aan Ameland. ‘Ik zou mijn kinderen niet op het vasteland op willen laten groeien’, zegt ze. ‘Natuurlijk, de mensen vinden hier sneller wat van elkaar, maar tegelijkertijd is de geborgenheid en veiligheid hier zo groot. Dat onbekommerde dat in het eilandleven zit, kun je nergens anders vinden.’ Van Hoek herkent dat bij één van Thea’s kinderen, antwoordt ze. ‘Een tijdje geleden was ik met één van hen op stap en ze zette bij de supermarkt haar elektrische fiets niet eens op slot. Toen heb ik tegen haar gezegd: als je later op de wal bent, moet je dat wel doen.’
Praktische beperkingen
Na een kop koffie rijdt Van Hoek door naar het gemeentehuis, dat in Ballum staat. Daar treft ze collega Karin Schoenmaker en André Douwe de Vries, die coördinator is van het sociaal domein van de gemeente Ameland. Daar komt het gesprek al vlot op de Amelander oplossing, op de praktische beperkingen die er soms zijn. Neem bijvoorbeeld het inschakelen van ambulante hulpverleners van de wal. ‘Haal je zo’n hulpverlener voor één of twee cliënten naar het eiland, dan kan dat financieel eigenlijk niet uit. Die drempels zijn er, maar als zij (wijzend naar Van Hoek en Schoenmaker) uitleggen dat die ambulante hulpverlener een verschil kan maken, dan besluiten we om het wel te doen. Die ruimte is er, omdat we de basis goed op orde hebben, ook financieel’, schetst De Vries.
Best denkbare situatie
Andersom komt ook voor. Eilandbewoners willen soms niet naar de wal voor hulp. Van Hoek haalt een voorbeeld aan van een persoon met verslavingsproblematiek, die op dat moment heel kwetsbaar was voor een terugval. ‘Maar die wilde zich absoluut niet laten behandelen en uit alle macht op het eiland blijven.’ De oplossing? De hulpverleners losten elkaar af, zodat de cliënt dagelijks thuis werd opgezocht. ‘Zelfs de huisarts draaide mee in dat schema. Het was niet de meest ideale oplossing, maar we creëerden op dat moment met z’n allen de best denkbare situatie om hulp te verlenen’, schetst Van Hoek. Terugval van de cliënt werd voorkomen. Volgens De Vries is het een treffend voorbeeld van hoe op Ameland hulp wordt verleend. ‘Van de beperkingen die hier soms zijn, word je ontzettend creatief.’
*In dit stuk is vanwege privacyredenen de echte naam gefingeerd.
Misschien mis ik een beetje in dit artikel dat er tegenover de beperkingen voordelen zijn die op het vasteland juist aanzienlijker minder is. Ik noem een paar: ruimte, frisse lucht, gemeenschapszin, korte en meer persoonlijke lijnen met lokale dienstverlening.
Allemaal eigenlijk best wel dingen die bijdragen aan de geluksbeleving die randstedelingen nogal eens ontberen…