Door Carolien Stam – ‘Ik zie mezelf als hulpmiddel voor patiënten, als middel voor onderweg naar morgen. Ik luister naar de levensverhalen van patiënten. Daar leer ik heel veel van en ik kan het gebruiken in mijn contact met andere patiënten. Jarenlang heb ik in Amsterdam Buitenveldert gewerkt. Een wijk waar veel Joodse en Indonesische ouderen wonen. Velen hebben in een concentratiekamp of in een Jappenkamp gezeten. Nu zijn ze oud en een groot deel van de pijn komt weer terug. Ze worden op zichzelf geworpen en komen in een reminiscentieproces.
Door hen te laten vertellen over wat ze hebben meegemaakt, krijg ik meer inzicht in hun gedrag. Het rouwproces dat deze mensen doorworstelen, zie je ook terug bij mensen met een chronische ziekte. Mijn ervaring is dat chronische patiënten in eerste instantie een muur opwerpen, anderzijds ook heel veel vragen hebben. Door het vertrouwen en het respect van de patiënt te winnen, kun je naast ze staan om zorg te bieden.’
‘Die behoefte om te zorgen, om hulp te bieden, komt denk ik voort uit mijn jeugd. Ik weet nog dat ik als klein kind van drie jaar ’s nachts wakker werd en mijn ouders hoorde huilen. We zaten in een Jappenkamp. Ik dacht: ‘Hoe kan dat nou?’ Ik had niet in de gaten wat zo’n kamp betekende. Mijn moeder stierf toen ik 14 jaar was. We hadden acht kinderen, ik heb tot mijn 19e het huishouden gedaan. Het zorgen zit, zeg maar, in het bloed.
Op een gegeven moment ben ik iets heel anders gaan doen. Tijdens een wereldreis kwam ik allerlei verschillende eetgewoonten tegen. Ik werd gegrepen door het bereiden van eten. Zestien jaar ben ik kok geweest, waarvan zeven jaar chefkok. Maar de zorg begon toch weer te kriebelen. Ik kwam erachter dat ik er nog steeds niet klaar mee was.’
‘Ik ben in de thuiszorg gaan werken. Ik ben geen mens om in een instelling zorg te verlenen. Veel te gereguleerd; om negen uur moet alles aan kant zijn want de dokter komt zijn ronde lopen. Ik wil ook multicultureel werken. Vorig jaar heb ik daarom bewust ervoor gekozen in Amsterdam Zuidoost te werken. De techniek van het verplegen is universeel, het is de benadering van de patiënt die het verschil maakt. Als je een insulinespuit moet toedienen bij een Nederlandse vrouw, dan weet ze dat ze die spuit nodig heeft. Maar een Turkse man wil niet dat ik hem spuit, die is gewend aan een zuster. Dan ligt het aan jou hoe je het vertrouwen van de patiënt weet te winnen.
Wat me in al die jaren zorg leveren scherp houdt, is zelfreflectie. Samen met cliënten of met mijn team. Je moet de grenzen van de zorg proberen te verleggen. En steeds in het oog houden of je de zorg ook kunt verbeteren. Misschien is dat wel de reden dat de zorg voor patiënten me nooit aanvliegt, ook al kom ik in heel schrijnende situaties terecht. Als ik zorg heb geleverd en het voelt goed, trek ik de deur dicht, punt. Ik gooi nare zaken van me af, heb geleerd problemen niet naar huis mee te nemen.’
‘Voor mij is de kwaliteit van zorg belangrijk, daarin kan ik behoorlijk doordrammen. Steeds vraag ik me af: wat kan ik doen om de zorg te verbeteren voor deze patiënt. Als ik meer tijd nodig heb voor de zorg, ga ik niet naar een ingeplande vergadering. Ik kies voor de patiënt.
Natuurlijk, ik zie ook wel dat met de invoering van de indicatiestelling de zorg steeds meer is teruggeschroefd. Er moet bezuinigd worden, het kan niet op een andere manier. Veel collega’s raken daar heel gefrustreerd van. Maar als ik me daarover moet opwinden, gaat dat ten koste van mijn werk. Dan kan ik beter zoeken naar mogelijkheden de kwaliteit van de zorg op een hoog peil te houden.’
‘Dat wil trouwens niet zeggen dat er niet iets moet veranderen aan het werk. De thuiszorg heeft te veel managers die te veel bezig zijn met regeltjes opleggen in plaats van de werkers op de werkvloer begeleiden. Je moet tegen zorgwerkers niet roepen dat ze productie moeten draaien, dat roept weerstand op. Een andere benadering is beter. Zoals dat je naar mogelijkheden zoekt om het werk beter in te plannen. Het doel is hetzelfde, de benadering anders.
De thuiszorg gaat een fikse verandering tegemoet de komende jaren. Door de samenwerking met de verpleeghuiszorg vrees ik dat de thuiszorg meer zal hospitaliseren. Mensen gaan dan zorg volgens een bepaald patroon verlenen, zonder rekening te houden met de patiënt die tegenover je staat. Dat zie je heel erg in verpleeghuizen: alles gaat volgens een bepaald stramien in en specifieke tijdsperioden. Het werk wordt dan afgeraffeld. Daar moeten wij zorgwerkers echt beducht voor zijn.’
Dit artikel staat in Zorg + Welzijn Magazine nummer 7/8, juli/augustus 2008
Bron: Foto: Claudia Kamergorodski