Hans Smit is op weg naar een cliënt die al meer dan
twee jaar regelmatig zijn hulp inroept. Steeds voor hetzelfde probleem: de
onmacht om met haar drie drukke kinderen om te gaan. Zowel de vrouw als haar
twee jongste kinderen zijn licht verstandelijk gehandicapt. De man heeft door
een ongeluk hersenletsel opgelopen, waardoor hij nu op een lager niveau
functioneert. Door alle problemen met de kinderen is het echtpaar inmiddels
gescheiden en staat de vrouw er alleen voor. Volgens Smit heeft de vrouw al veel
pedagogische ondersteuning gehad, ‘maar wanneer de pedagogisch werkster de deur
uit is, is moeder de adviezen alweer vergeten.’ Sinds kort gaan de kinderen eens
in de maand een weekend naar een gastgezin. Dat blijkt echter toch niet
voldoende om de vrouw te ontlasten. Het gezin is daarom enkele maanden geleden
opnieuw door Smit op de wachtlijst gezet voor praktisch pedagogische
gezinsbegeleiding (ppg). ‘Ze kregen bericht dat het wel vijf maanden kon duren.
Daar heeft zo’n gezin natuurlijk niets aan, want op het moment dat het wordt
aangevraagd hebben ze het direct nodig.’Omdat de spanningen door ruzies
tussen de twee jongste kinderen hoog oplopen, probeert Smit intussen een
andere oplossing te vinden. Daarvoor is geld beschikbaar van een zorgaanbieder
van buiten de regio. Deze speelt volgens Smit natuurlijk niet voor Sinterklaas.
‘Nu cliënten steeds vaker geld krijgen om zelf zorg in te kopen, moeten
zorgaanbieders zich meer gaan profileren. Met een aanbod als dit willen ze ook
in onze regio goodwill kweken bij de cliënten.’
Als Smit arriveert op het bewuste adres staan Moniek en haar ex-man Kees
hem al op te wachten. Ze overrompelen Smit met de boodschap dat alles in kannen
en kruiken is. De vrouw bij wie Kees bij in pension is, wil graag het middelste
kind, dochter Eva, tegen een kleine betaling doordeweeks in huis nemen. Voor
Moniek wordt het dan een stuk rustiger. Smit besluit een afspraak met de
pensionhoudster te maken om te kijken of ze geschikte opvang kan bieden. Tevens
zal hij voor de zorgaanbieder een plan uitwerken over de gevonden besteding van
het geld, tienduizend gulden.Aan het eind van het gesprek komt nog even de
aanvraag voor ppg aan de orde. Van Moniek kan die aanvraag worden ingetrokken,
maar dat lijkt Smit toch niet verstandig. ‘Als we nu opzeggen, moet je straks
weer maanden wachten als blijkt dat het misschien nog niet goed gaat. Ik zal
zorgen dat ze voorlopig een ander gezin laten voorgaan en dat jullie plaatsje
nog even wordt vastgehouden.’
Volgens Smit gebeurt het gelukkig wel vaker dat mensen zelf een oplossing
vinden terwijl ze wachten op bijvoorbeeld pedagogische ondersteuning. ‘Soms niet
hoor, dan ontstaan er juist andere hulpvragen. Maar hoe hoger de nood oploopt,
hoe harder alle partijen op zoek gaan naar een oplossing. Ik heb ppg voor ze
aangevraagd, terwijl ik dat vanwege die wachtlijst misschien juist had
moeten afraden. Maar ik weet nu eenmaal dat het heel goed gaat binnen het gezin
wanneer die ondersteuning er is. Daarbij: wat is het alternatief? De twee
jongste kinderen uit huis laten plaatsen? Dat kost een ton per jaar, terwijl er
nu een goedkopere en betere oplossing is gevonden.’
Adresjes
In de folder van de Sociaal Pedagogische Dienst Friesland is de
omschrijving van Smits werk te vinden onder het kopje dienstverlening. Binnen
deze organisatie is begin jaren negentig, net als bij veel andere SPD’s, een
strikte scheiding gemaakt tussen de maatschappelijk werkers die bemiddelen naar
zorg en zij die op ambulante wijze hulp verlenen. Zo ontstond er een
onafhankelijke functionaris die de cliënt – de verstandelijk gehandicapte en
diens partner of familie – de weg kon wijzen naar de gevraagde vorm van hulp of
begeleiding. Volgens Smit, sinds twee jaar zorgconsulent en daarvoor negen jaar
ambulant woonbegeleider, was dit hard nodig. ‘De maatschappelijk werkers hadden
wel hun adresjes waar ze mensen naar doorverwezen, maar misten het
totaaloverzicht van het snel groeiende en steeds complexer wordende zorgcircuit.
Wat voor hulp iemand kreeg, was afhankelijk van de maatschappelijk werker bij
wie hij of zij bij terecht kwam.’
Door de invoering van het persoonsgebonden budget (PGB) en het streven naar
vraaggestuurde zorg is steeds meer nadruk komen te liggen op de eigen keuze van
de cliënt. Die ontwikkelingen hebben het vak van zorgconsulent behoorlijk
verzwaard, vindt Smit. Hij houdt zich niet alleen meer bezig met de gewenste
zorg, maar ook met huisvesting, opleiding, werk en vrijetijdsbesteding. De
zorgconsulent moet dus van alle markten thuis zijn. En vooral moet hij weten te
schipperen tussen de hooggespannen verwachtingen van de cliënt en de vaak
tegenvallende mogelijkheden bij instellingen. In de praktijk komt dat meestal
neer op het zoeken van compromissen.
Hilton-GVT
Smit voelt zich hierdoor langzamerhand meer zorgmakelaar dan consulent.
Hoewel hij zichzelf nadrukkelijk naast de cliënt plaatst, gaat hij toch met alle
partijen om de tafel zitten om ieders standpunt te horen, te kijken wat er voor
ruimte in zit en dit weer te verdedigen bij de andere partij. Net zolang totdat
de betrokkenen elkaar ergens in het midden gevonden hebben.’Ik ben continu
bezig de grenzen van de zorg te verkennen, maar ook de grenzen van de cliënt.
Door reorganisaties, bezuinigingen en wachtlijsten valt er nu eenmaal minder te
regelen dan vroeger. Als je toen naar een gezinsvervangend tehuis belde met de
vraag of ze snel iemand konden opnemen, dan werd er wat met bedden geschoven en
kon de cliënt de andere dag terecht. Nu er in plaats van grote instellingen
allemaal kleine woonvormen zijn gekomen, is het veel moeilijker om een plaats te
vinden.’
In het ochtendoverleg met een collega komt een recent voorbeeld aan de
orde. Een vrouw van achter in de vijftig heeft een vorm van begeleid wonen
aangeboden gekregen. ‘Meestal krijgt iemand pas een plek als het thuis crisis
is,’ vertelt Smit. ‘Dan is het al uit de hand gelopen en is er geen ruimte meer
om na te denken over wat je wil, hoe je toekomst eruit moet zien. Het eerste het
beste plekje moet je maar nemen. Om dat te voorkomen is er een provinciaal
project van start gegaan om mensen eerder de kans te geven zelfstandig te wonen.
Deze vrouw woont nog thuis bij haar broer en zus. Daar waren de spanningen wel
opgelopen, maar het gaat nog. Ze kan nu in een huis gaan wonen bij drie mannen
van dezelfde leeftijd. De zorg die ze nodig heeft is daar ook aanwezig. Maar de
familie stribbelt tegen. Zij willen haar liever in een gezinsvervangend tehuis
voor zwaar verstandelijk gehandicapten hebben, een soort Hilton-GVT. Daar
logeert de vrouw af en toe, dat vindt de familie bekend terrein. Maar zoveel
zorg heeft deze vrouw helemaal niet nodig.’
Smit staat nu van alle kanten onder druk om het goed te regelen. Het Fries
Platform Zorg, dat over de toewijzing gaat, heeft al leten weten dat het gewoon
over gaat als het allemaal te lang duurt. Er wachten immers nog meer mensen op
deze kans. Smit: ‘Ik moet nu daar zien te achterhalen hoe het met die tijdsdruk
zit en ik ga bij de zorgaanbieder informeren of er echt geen andere plek is waar
die vrouw geplaatst kan worden. Van haarzelf en haar familie wil ik horen waarom
ze dit aanbod niet willen en onder welke voorwaarden misschien wel.’
Frustratie
Een moeilijkheid in dit geval vindt Smit dat de cliënt, net zoals zoveel
oudere verstandelijk gehandicapten, niet gewend is om zelf een keus te maken.
‘Zo is ze niet opgevoed, de familie wist altijd wat het beste was. En die wil de
zwaarste vorm van zorg, dus dat wil zij ook. Maar het is niet mijn taak om
klakkeloos te geven wat wordt gevraagd. Ik moet uitleggen hoe de zorg in elkaar
zit, en daarbij oppassen dat ik niet teveel richting zorgaanbieders ga. Want ik
moet uit het aanbod wel die vorm van zorg zien te vinden die zoveel mogelijk aan
de wensen van de cliënt tegemoet komt. Uiteindelijk zal deze zelf de
eindbeslissing moeten nemen.’
Smit moet toegeven dat het beleid om cliënten te emanciperen alles te maken
heeft met krapte in de zorg. ‘Maar het is ook een visie. Er wordt steeds meer
gekeken naar wat de omgeving kan bijdragen. Wat de omgeving niet kan en wat de
cliënt niet in zich heeft, daar wordt voor gezorgd.’ De consulent kan zich hier
wel in vinden. ‘De cliënt heeft vaak meer mogelijkheden dan hij zelf en de
familie denken. Ik moedig ze aan om andere wegen te zoeken, om niet klakkeloos
ervan uit te gaan dat voor iedere hulpvraag een hulpverlener klaar staat. Dat
lijkt heel beperkend, maar valt in de praktijk best mee. De tendens in de
maatschappij is individualisering. Instellingen willen op maat gesneden zorg
aanbieden in plaats van eenheidsworst. Ik kan daar bij aansluiten door de eigen
verantwoordelijkheid te stimuleren. Dat maakt mijn werk uitdagend. Ik vind het
prachtig om mee te werken aan de emancipatie van de cliënt, maar het is ook
ingewikkelder. Hoe individueler de vraag, hoe meer je moet uitpluizen. De
werkdruk neemt enorm toe. Het lukt niet altijd meer om zaken tot in de puntjes
te regelen en dat is zeker een frustratie.’ Smit zou dan ook graag wat meer
ondersteuning van bovenaf krijgen. ‘Extra geld wordt vaak besteed aan projecten
om bijvoorbeeld de wachtlijsten te verkorten. Dat scoort zo lekker. Terwijl we
op de werkvloer ook wel wat extra geld en middelen kunnen gebruiken.’
Volgens beleidsmedewerker Dick Verstegen van Somma, de landelijke koepel
van SPD’s, wordt er echter wel degelijk iets voor de mensen op de werkvloer
gedaan. In de loop van dit jaar verschijnt er een handboek over het vak van
zorgconsulent dat als steun bij de uitvoeringstaken kan dienen. Daarnaast is er
dit jaar geld voor extra formatieplaatsen, en ook voor volgend jaar is dit punt
al bij de politiek aangekaart. ‘Als Den Haag meer geld wil uittrekken voor het
PGB, zijn er ook meer zorgconsulenten nodig,’stelt Verstegen. ‘Anders krijg je
het geld niet goed verdeeld.’ Mede hierom is het aantal zorgconsulenten de
afgelopen jaren al flink gegroeid, maar ook het aantal cliënten dat een beroep
op hen doet is toegenomen. ‘SPD’s lossen dat nu nog pragmatisch op door wat meer
cliënten in minder tijd te doen. Maar zoals nu wordt gewerkt, gaat het
langzamerhand ten koste van de kwaliteit. En dus ook van de eigen keuze van de
cliënt. Dat kan en mag niet gebeuren.’/Yvonne Koop