Begin mei liet minister Borst de Tweede Kamer weten dat
zij er niks voor voelde sponsoring in de zorgsector te verbieden. Volgens haar
levert sponsoring de zorginstellingen zo weinig op dat het risico niet groot is
dat zij door de sponsor beïnvloed worden. Desondanks vragen instellingen zich
wel steeds meer af hoever ze kunnen gaan bij het leveren van tegenprestaties aan
hun sponsor.
De Tweede Kamer had minister op het matje geroepen naar aanleiding van
een sponsorcontract tussen het psychiatrisch ziekenhuis Delta in het
Zuid-Hollandse Portugaal en het Amerikaanse farmaceutische bedrijf Pfizer,
fabrikant van onder meer het antidepressivum Zoloft en van Viagra. De farmaceut
zou het psychiatrisch ziekenhuis de komende drie jaar een ton aan sponsorgeld
betalen. Als tegenprestatie zou Pfizer bijvoorbeeld congressen als sponsor
worden vermeld en zouden artsen bijscholingsprogramma’s van de fabrikant moeten
volgen. De zaal waarin de bijscholingen moesten plaatsvinden zou voor de duur
van het contract tot Pfizerzaal worden omgedoopt en het Amerikaanse bedrijf
kreeg het exclusieve recht om er een stand op te zetten om zijn medicijnen aan
de prijzen. Verder bevatte het contract afspraken over de ontwikkeling van
zorgprogramma’s en zou Pfizer te horen krijgen hoe haar geneesmiddelen op lange
en korte termijn uitwerken bij patiënten.
De directeur van het Instituut voor Sponsoring en Fondsenwerving in de
Gezondheids (ISFG) Hans van der Westen, is het niet eens met de stelling van
Delta-directeur E.H. Schuyer dat pas van sponsoring moet worden afgezien als een
contract formeel en juridisch niet steekhoudend is. ‘Voor veel zorginstellingen,
die zich aan sponsorcontracten wagen, is het een probleem dat ze meestal wel de
kennis in huis hebben om die contracten op formele gronden te beoordelen, maar
niet de know-how hebben om ze op geloofwaardigheid te beoordelen. Het Delta
ziekenhuis heeft zich te weinig gerealiseerd dat je in eerste instantie te maken
hebt met het vertrouwen dat je instelling geniet bij het publiek en de
toezichthouders. Ze kijken van binnenuit of iets kan of niet, maar vergeten de
blik 180 graden te draaien en zo’n contract te bekijken vanuit de visie van de
zorgconsument. Formeel zijn de afspraken tussen Pfizer en Delta kennelijk
zuiver. Maar als je daarin zaken regelt die je geloofwaardigheid niet ten goede
kunnen komen, moet je het gewoon niet doen.’
Airmiles
De geloofwaardigheid van zorginstanties die zich inlaten met
sponsoractiviteiten is de laatste tijd regelmatig onderwerp van discussie. Zo
prijkt op de nieuwste druk van de kaft van het studieboek Obstetrie en
gynaecologie een logo van Organon. Niet op de editie in de winkel, maar wel op
de exemplaren die gratis aan gynaecologen en studenten voor dit beroep worden
gezonden. Volgens Organon is dat niet ongepast, omdat de pilfabrikant niets met
de redactionele inhoud te maken heeft. Maar het feit dat een der auteurs, de
seksuoloog H.W. van Lunsen, tijdens het schrijven van zijn hoofdstukken tevens
adviseur van Organon was, doet wel de nodige wenkbrauwen fronsen. Zeker omdat de
risico’s van de door Organon geproduceerde derde generatiepil niet duidelijk
worden genoemd. Ook longartsen en farmaceuten leggen momenteel de laatste hand
aan een meerjarige sponsorovereenkomst, waarmee een half miljoen gulden aan
sponsorgelden is gemoeid. Het geld wordt gebruikt om behandelprotocollen op te
stellen voor ziekten als astma en longkanker. De farmaceuten krijgen daarvoor
voordelen op advertentiegebied en mogen voorkeursplaatsen bedingen op de
drukbezochte congressen van de Nederlandse Vereniging van Artsen voor
Longziekten en Tuberculose. Eén van de farmaceuten heeft geprobeerd een plaats
te krijgen in de commissie die de protocollen samenstelt, maar dat werd niet
geaccepteerd door de Vereniging. Wel gaf de voorzitter van de vereniging, G. ten
Velden, in een interview met het Algemeen Dagblad toe dat zo’n
sponsorovereenkomst invloed kan hebben op de keuze van medicijnen. ‘Niet in de
hoeveelheid middelen die we voorschrijven, want die blijft hetzelfde. Maar wel
in de keuze van het merk. Vergelijk het maar met de keuze van supermarkten. Ze
zijn allemaal even goed, maar bij Albert Heijn hebben ze Airmiles’.
Verschraling
De zogenaamde derde geldstromen nemen een steeds belangrijkere plaats
in in de zorgsector. Volgens minister Borst levert het zorginstellingen echter
weinig op en ongeveer 1 procent van het totale zorgbudget is afkomstig van
zorggelden. Dat lijkt niet zoveel, maar in de praktijk komt dat neer op een
bedrag van rond de zevenhonderd miljoen gulden. Van de vierduizend instellingen
in de gezondheidsheidszorg – waaronder ziekenhuizen, thuiszorginstellingen,
GGD’en en instellingen voor geestelijke gezondheidszorg – deden volgens het ISFG
in 1997 ruim 3200 aan fondsenwerving. De gemiddelde opbrengst per instelling
bedroeg meer dan twee ton. ‘Sponsoring is anno 2000 niet meer weg te denken in
de gezondheidszorg, hoe jammer dat ook is,’ zegt Van der Westen. ‘Maar
opleidingen in de gezondheidszorg zouden vele malen minder effectief zijn zonder
geld van sponsors. Opleidingsprogramma’s zouden verschralen. En zorginstellingen
zouden weinig buiten hun meest strak omschreven taak kunnen doen. Er is geen
discussie of je met sponsors in zee moet gaan of niet. Het geld is immers niet
meer door de overheid alleen op te brengen, tenzij de premies stevig verhoogd
zouden worden. Het is een feit dat andere partijen meer invloed krijgen op de
zorginstellingen. Dan kun je je maar beter bekwamen in het omgaan met die
partijen.’De centrale vraag daarbij is: welke sponsoractiviteiten zijn wel
acceptabel, en welke niet? Want zelfs met de gedragscode van het ISFG in de hand
blijken instanties daar verschillend over te kunnen denken. Algemene
naamsreclame voor een ziektekostenverzekeraar op een ponskaart, daar heeft Van
der Westen geen problemen mee. ‘Maar reclame gericht op de afnemers van een
bepaald soort product of medicijn is uit den boze. Maar die doelgroep zou de
industrie natuurlijk het liefst aanspreken.’
De ISFG directeur vindt dat je te allen tijde moet oppassen dat je de
patiënt niet beïnvloedt. ‘In een vorig leven werkte ik als PR-functionaris in
een ziekenhuis. Om irritatie over de wachttijden in de wachtkamers te voorkomen
vertoonden we video’s met natuurfilms, onderbroken door reclames van aanbieders
van zorgproducten. We hebben uitgebreid onderzocht hoe de patiënten met die
informatie omgingen. Dat de irritatie over de wachttijden minder werd, klopte.
Maar ook bleek dat mensen, die de boodschappen zagen, ervan uitgingen dat het
ziekenhuis de inhoud van de boodschap steunde. Natuurlijk stond het ziekenhuis
wel achter de algemene strekking, maar patiënten hadden het idee dat de
specialist op wie zij wachtten het betreffende middel aanbeval. Als ze
bijvoorbeeld voor een bezoek aan de oogarts kwamen en een reclame van
Pearl-brillen zagen, dachten ze dat hun specialist die brillen het beste vond.
Dat was voor ons reden om die reclameboodschappen te laten vallen. Maar in
tientallen ziekenhuizen draaien ze nog steeds.’
Zeilweekendje
Overigens zijn het niet alleen de aanbieders van zorgproducten die
eisen stellen bij het afsluiten van contracten. Het omgekeerde, personeel van
zorginstellingen dat eisen stelt aan de producenten, gebeurt ook. Eisen die
kunnen variëren van een zeilweekend voor het personeel, het sponsoren van een
golfwedstrijd of het uitgeven van een afstudeerscriptie. Of dergelijke
oneigenlijke eisen aan zorgproducten een wijd verbreid verschijnsel is durft Van
der Westen niet te zeggen, maar ‘we horen zo vaak over belangenverstrengeling en
afgedwongen sponsoring, dat er toch wel sprake van een patroon lijkt.’ ‘Vaak
wordt er met de beschuldigende vinger gewezen naar de grote gemene industrie.
Maar daar staan de verhalen tegenover van specialisten die eerst geld willen
zien voordat ze zelfs maar na gaan denken wat voor product ze van de
zorgproducenten willen afnemen. Op die manier creëer je frustratie van twee
kanten. Het heeft er alles mee te maken dat veel instellingen spontaan en ad hoc
aan sponsoractiviteiten beginnen, zonder de consequenties ervan te overzien of
beleid te formuleren op dit gebied.’/Eric de Kluis