Er wonen Hindoestanen, Turken, Antillianen, Marokkanen, Afrikanen, Nederlanders, Chinezen. Gezamenlijke ruimtes zijn in verschillende culturele sferen ingericht. Op het menu prijken naast kouseband met Surinaamse rijst de oer-Hollandse tuinbonen met een gehaktbal. En wil een Turkse familie samen met moeder uitgebreid lunchen op zondagmiddag, dan kan dat.
Intercultureel verpleeghuis De Schildershoek in Den Haag is een van de weinige verpleeghuizen in Nederland dat een multicultureel beleid voert. Het begon een jaar of tien geleden toen steeds meer allochtone ouderen uit de multiculturele Schilderswijk een beroep deden op de instelling. De Schildershoek besloot haar beleid aan te passen aan de nieuwe doelgroep en inmiddels is zestig procent van de 180 bewoners van allochtone afkomst.
‘Wij bieden nu vraaggestuurde zorg,’ vertelt Els Ruys, beleidsmedewerker in De Schildershoek. ‘We creëren een zorgaanbod dat bij de specifieke klant past. Er wordt niet uitgegaan van standaarden, maar het gaat om maatwerk. We moeten niet denken vanuit onze eigen cultuur, ook al is dat vaak het makkelijkst. Chinezen maak je bijvoorbeeld niet blij met een eenpersoonskamer, zij zoeken altijd gezelschap op. De aankleding van hun kamer is niet belangrijk, die van de gezamenlijke ruimte des te meer. Of denk aan de Turkse familie die met z’n vijftienen bij oma op bezoek komt en drie tafels in beslag neemt. Dan kun je zeggen dat dat niet kan, maar het is wel hun cultuur.’
Onderschatting
Het aantal allochtone ouderen dat zorg nodig heeft zal de komende jaren flink toenemen. Op dit moment wonen ruim 116.000 niet-westerse 55-plussers in Nederland, in 2010 is dat aantal volgens het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) gegroeid naar ruim 191.000. Hoewel met name in de grote steden steeds meer categorale zorgvoorzieningen ontstaan – bijvoorbeeld een rusthuis voor Marokkaanse ouderen in Den Haag – loopt de zorgwereld achter de feiten aan en is men vaak niet toegerust op deze doelgroep.
‘Dat is vervelend,’ aldus Ruys, ‘maar het kan niet anders. Je kunt je beleid pas maken als de vraag er is. Voor twee allochtone cliënten is dat onbegonnen werk.’ Voor Marjolein Morée, projectleider expertisecentrum Informele Zorg in Utrecht, is het niet zo eenvoudig. ‘Randvoorwaarden voor deze groeiende groep zijn er nauwelijks. Op alle fronten moeten grote inspanningen geleverd worden, zoals personeelsbeleid, voorlichting en de zorg zelf. Ik zie het somber in. De regering richt zich nu vooral op algemeen beleid, waardoor dit onderwerp weinig aandacht krijgt. Voor vernieuwing is geen geld. Dat is spijtig.’
Morée geeft toe dat her en der initiatieven genomen worden, maar dat het bij lange na niet toereikend is voor de komende jaren. Steunpunten mantelzorg en thuiszorgorganisaties vragen informatie op, maar of er daadwerkelijk ruimte wordt gecreëerd om specifieke zorg te gaan verlenen, dat is de vraag. Morée: ‘Het probleem wordt op korte termijn alleen maar groter. Het aantal allochtone ouderen neemt toe, hun kinderen willen steeds meer een eigen leven leiden en in de instellingen is een tekort aan specifieke zorg.’
Sowieso wordt het probleem onderschat, vindt de projectleider. ‘Het is een verborgen probleem. We hebben het idee dat veel allochtonen de zorgbehoefte in eigen kring oplossen, maar zo simpel ligt het niet meer. Kinderen van de tweede generatie – vooral in de Marokkaanse en Turkse cultuur – willen hun (schoon)ouders eigenlijk niet meer in huis nemen, maar durven het nog niet bespreekbaar te maken. Vooral vrouwen worden hier de dupe van.’
Aan de andere kant zijn er de ouderen zelf die meestal niet open staan voor professionele zorg. Morée spreekt zelfs van een taboe. ‘Een islamiet wil gewassen worden door iemand met een islamitische achtergrond, het liefst iemand uit eigen kring. Veel verpleeghuizen of thuiszorgorganisaties zijn daar nog niet op ingespeeld. Het is niet de zorg die anders is, maar de vorm.’
Tradities
Om aan de behoefte van islamitische tegemoet te komen, is in Rotterdam ruim een jaar geleden de thuiszorgorganisatie Henzo opgericht. Bedoeld voor hulpbehoevenden, in het bijzonder islamitische ouderen. ‘We werken kleinschalig en leveren cultureel passende zorg,’ legt zorgmanager Souleyman Azaaj uit. ‘En dat is hard nodig, want er zijn nogal wat zorgcultuurverschillen.’
Hij somt op: ‘Het taalprobleem, omdat ouderen vaak geen Nederlands spreken, de religieuze overtuiging en ook met eten wordt vaak geen rekening gehouden in de reguliere zorginstellingen. Er is sprake van miscommunicatie omdat Nederlandse zorgverleners ondersteuning verwachten van de mantelzorgers, terwijl zij juist vinden dat de professionals alles moeten oplossen.’
En dan is er de onbekendheid met de zorg. Veel allochtonen weten niet wat de mogelijkheden zijn, en dus richt Henzo twintig procent van haar werkzaamheden op voorlichting. ‘De reguliere thuiszorg maakt wel folders in het Arabisch, maar dat werkt niet voor deze groep. Ze worden niet bereikt. Wij leggen contact met verenigingen, familie en andere informele netwerken, zodat de ouderen bekend raken met ons.’
Eigenlijk is dát de taak van de gemeenten, vindt Joke Regouw, projectleider Wonen, Zorg en Welzijn van de VNG. Zeker met de waarschijnlijke invoering van de nieuwe Wet Maatschappelijke Ondersteuning, waarbij gemeentes aangesproken kunnen worden op hun voorlichtende rol in deze. Regouw weet dat veel gemeentes al in gesprek zijn met ouderen of vertegenwoordigers van de verschillende allochtone bevolkingsgroepen.
‘Gemeentes worden verantwoordelijk voor de mantelzorgondersteuning door meer gebruik te maken van de thuiszorg,’ aldus Regouw. ‘Zeker met het idee dat mensen zo lang mogelijk thuis moeten blijven wonen. Met ondersteuningsloketten kan men duidelijk maken wat de reguliere zorg te bieden heeft. En excursies naar verzorgingstehuizen werken ook goed, zeker gezien de leegstand daar.’
Kortom: advies, informatie en voorlichting. Niet alleen over de zorg, maar ook in preventieve zin. ‘Gezond eten, bewegen, niet roken, dat soort voorlichting is ook van belang. De gemeente kan hier een grote rol in spelen. Maar ook de beeldvorming over bijvoorbeeld verpleeghuizen kan aangepakt worden. In Turkije ben je bijvoorbeeld een eenzame zielenpiet als je naar een verpleeghuis gaat. Maak deze mensen bekend met onze”traditie”.’
Hoewel er her en der gewerkt wordt aan specifieke zorg, zal de omslag een langdurig proces zijn, verwacht Morée van het expertisecentrum Informele zorg. ‘In verpleeghuizen wordt nog veel te vaak oer-Hollands gekookt en worden typische Nederlandse spelletjes gespeeld. Net zoals in De Schildershoek zou men leefstijlgroepen kunnen ontwikkelen binnen een tehuis.’
Financiën blijken het grote struikelblok. Ruys van De Schildershoek: ‘Natuurlijk kost onze manier van werken meer geld. Denk aan de tolk, aan de verschillende menu’s. Maar we krijgen geen extra geld, dus moeten we in de toekomst beknibbelen op andere zaken als het onderhoud of het personeel.’ Morée: ‘Als je ziet dat er nu al pyamadagen in het leven worden geroepen, dan zie ik een hulpverlener geen vlechtjes draaien bij een Surinaamse dame.’
Edwin ten Holte, adjunct-directeur bij Arcares, wil niet vooruitlopen op de financiële zaken, hoewel hij inziet dat middelen hard nodig zijn. Wel benadrukt hij dat het proces traag zal verlopen. ‘Het aanpassen van zorg moet groeien. Onze leden moeten zich bewust worden van deze omslag. Daarbij zullen de ouderen bereikt moeten worden. De hulpverleners moeten dus de wijk in, bruggetjes bouwen.’
Dat verpleeghuizen te weinig doen voor de allochtone ouderen ontkent hij. ‘Er worden wel degelijk voorbereidingen getroffen, maar in sommige regio’s is geen vraag naar specifieke zorg. De drempel is voor veel allochtonen te hoog, omdat je als allochtoon in een wit huis een uitzonderingspositie inneemt.’
Dus moet er aan twee kanten wat gebeuren. De zorg kan beter aangepast worden – ook door middel van training en scholing – en het personeel moet een betere afspiegeling zijn van de multiculturele maatschappij, vindt Ten Holte. Aan de andere kant – de vraagzijde – is er meer bekendheid nodig bij de allochtone ouderen. ‘Er zijn wel ervaringen en concepten om met deze groep te werken, maar droog oefenen heeft weinig zin. Er moeten wel cliënten zijn. Een versnellingsslag maken kan nou eenmaal niet, maar over tien jaar zijn we er klaar voor.’