Wmo
Angst voor ontslagen door loonstijging sociaal werk
Pingpongen met werk en loon van thuiszorgsters
Gemeente moet geld aan thuishulp besteden
TSN thuiszorg moet verlaging loon terugdraaien
‘Ik kan beter vanuit thuiszorgbaan verder kijken’
TSN draait loonsverlaging niet terug
Loonsverlaging thuiszorgers Vérian mag niet
Huishoudelijke hulp kost minstens tientje per uur
Bom onder cao VVT om huishoudelijke hulp
Nieuwe cao-VVT naar achterban
Over wmo
Elke gemeente zijn eigen zorg en ondersteuning
Bijna 2 miljoen mensen krijgen zorg en ondersteuning, volgens de kerncijfers 2015 van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Veelal uit het informele netwerk. Vanaf 2015 wordt zorg en ondersteuning vanuit de Wmo door gemeenten georganiseerd en gefinancierd. Uitgangspunt is dat mensen zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen. Dat heeft geleid tot werken in wijkteams, een woud aan pilots en veel discussie over Wmo.
Gemeenten worden sinds 1 januari 2015 geacht ervoor te zorgen dat mensen zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen. De gemeente geeft ondersteuning thuis via de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de ondersteuning van mensen die niet op eigen kracht zelfredzaam zijn.
Onderzoek naar de uitvoering van de Wmo
Uit onderzoek naar de uitvoering van de Wmo blijkt dat in 2016 de waardering voor wijkteams ietsje is gedaald naar van 6,7 in 2015 naar 6,6. De grootste problemen van de decentralisatie zitten nog steeds in het jeugdhulp. Een op de 5 Nederlanders vindt dat de decentralisaties goed uitpakken. 47 Procent heeft geen vertrouwen in de decentralisatie, vooral niet bij de uitvoering van de ouderenzorg. Dat blijkt uit een onderzoek van I&O Research. Vlak vóór 2015, voordat de Wmo en Jeugdwet overgingen naar de gemeente, gaf 54% aan geen vertrouwen te hebben.
Verschillende vormen van hulp en ondersteuning onder Wmo
Onder de Wmo vallen verschillende vormen van hulp en ondersteuning. Het gaat bijvoorbeeld om: begeleiding en dagbesteding; ondersteuning van mantelzorger; beschermde woonomgeving voor mensen met een psychische stoornis; opvang in geval van huiselijk geweld en mensen die dakloos zijn. Maar ook om ondersteuning die past bij persoonlijke situatie van de cliënt die een zorgvraag heeft. Iedere gemeente organiseert de toegang tot ondersteuning op zijn eigen manier. Sommige gemeenten kiezen voor het Wmo-loket. Veel gemeenten kiezen sociale wijkteams waar mensen terecht kunnen met hun hulpvraag. Wat het wijkteam precies doet, verschilt per gemeente. De gemeente kan onder voorwaarden een persoonsgebonden budget (pgb) geven. Met een pgb kan de cliënt de ondersteuning zelf kiezen en inhuren.
Meldt iemand zich bij de gemeente met het verzoek om ondersteuning, dan moet de gemeente onderzoek doen naar de persoonlijke situatie. Vooral over dat onderzoek naar de hulpvraag van de cliënt via het zogenoemde “keukentafelgesprek” is veel discussie geweest vanaf het begin van de decentralisatie in 2015. De keukentafelgesprekken leidden tot veel klachten en tot gefrustreerde cliënten en mantelzorgers. Daar is zeker door gemeenten, zorg- en welzijnsorganisaties en door sociaal werkers van geleerd.
Decentralisatie in de Wmo
De decentralisatie van zorg en ondersteuning in de Wmo heeft een fase van ontwikkeling doorgemaakt. Dat heeft ook geleid tot flinke discussies in de diverse gemeenten over hoe de Wmo vorm te geven. Het heeft ook geleid tot experimenten, pilots die opkomen en net zo snel weer afvallen. Het heeft geleid tot ketenzorg en samenwerking, en zorg dichtbij de cliënt. In dit dossier vind je artikelen die weergeven hoe de discussie is gevoerd en waartoe de transitie heeft geleid. Met alle voors en tegens en ontwikkelingen in de zorg en ondersteuning voor burgers en kwetsbare mensen.
Wmo-cijfers
Tot slot nog een paar cijfers uit de publicatie in april 2017 van I&O Research: De professionele hulp en begeleiding worden door zorggebruikers in 2016 met een 7,4 gewaardeerd, dat was een 7,7 in 2014. Een op de tien mensen geeft een onvoldoende aan de geboden hulp. De belangrijkste redenen zijn de lange wachtlijsten (57%), niet goed luisteren naar de hulpvrager (50%) en niet goed samenwerken tussen organisaties (43%).